Terug naar de krant

Niet gaan, Salman Rushdie!

Leeslijst column Stine Jensen
Leeslijst

In films waarschuwen dreigende muziek en donderwolken in de verte je als er iets verschrikkelijks zit aan te komen. Maar het echte leven is wreder dan de kunsten, las ik ooit bij de Britse filosoof Alain de Botton. Niets bereidt je erop voor dat er iets naars zit aan te komen. Er kan plotseling een boom op je huis vallen, je vader kan uit het niets een hartaanval krijgen, jij zomaar aangereden door een auto. Zonder vooruit-waarschuwing. Of toch wel? Op de eerste bladzijden van het zojuist verschenen Mes. Gedachten na een poging tot moord gaat schrijver Salman Rushdie op zoek naar tekenen van foreshadowing.

Foreshadowing is de literaire kunstgreep die de lezer alarmeert dat het personage iets ergs staat te wachten, terwijl het personage dat zelf niet weet. Wat zouden we diegene graag waarschuwen! Rushdie: „Rennen, Anne Frank, ze gaan morgen je onderduikplaats ontdekken”.

Twee nachten voor 12 augustus 2022, de avond dat hij een lezing zou geven over zijn werk, droomt Rushdie dat hij wordt aangevallen door een man met een speer in een Romeins amfitheater. Na de droom zegt hij tegen zijn vrouw dat hij niet naar de lezing wil. „Ik ga toch maar.” „Niet gaan, Salman Rushdie, er komt morgen een man met een mes op je af!”

Om kwart voor elf op 12 augustus 2022 werd Salman Rushdie met een mes aangevallen en bijna vermoord, drieëndertig jaar nadat tegen hem na de publicatie van De duivelsverzen een fatwa was uitgesproken door ayatollah Ruhollah Khomeini. Rushdie construeert nauwgezet de dagen die voorafgingen aan het voorval. Waren er tekenen dat het kantelmoment van zijn leven eraan zat te komen? „Ons lot wordt minstens even ingrijpend bepaald door toeval als door keuze, of door die non-existente begrippen karma, kismet, ‘lotsbestemming’”, schrijft Rushdie.

Mes is een intiem, openhartig verslag van het herstel van een gehavend lichaam nadat het met een mes is toegetakeld: een beschadigd oog, een tong die gehecht moet worden, een katheter. Intiem is ook dat we mogen lezen over de liefde tussen hem zijn vrouw Eliza, die voor hem zorgt, wanhoopt. ’s Nachts neemt de ‘nachttaal’ het over, gewelddadige, bizarre dromen van de herbeleving van de aanval die 27 seconden duurde. Aftershadowing zou je het kunnen noemen.

In het geval van Rushdie zou je ook kunnen zeggen dat die foreshadowing steeds aanwezig was, drieëndertig jaar lang, of langer. Er is immers de Godskwestie, die als een donderwolk boven alles hangt. Hij zou het niet erg vinden, schrijft Rushdie, als hij het nooit meer over De duivelsverzen zou hoeven hebben. „Voor het laatst” deelt hij zijn opvatting over godsdienst. Hij gelooft niet in God. Hij is niet religieus. Hij komt uit een familie van overwegend niet-religieuze mensen. Hij respecteert dat godsdienst mensen een (moreel) anker biedt, en verder is geloof een privézaak. Hij heeft niks tegen religie. Maar als religie politiek wordt of gemilitariseerd dan krijgt het een vermogen om schade aan te richten. „Wanneer de gelovigen geloven dat wat zij geloven moet worden opgelegd aan anderen die het niet geloven, of wanneer ze geloven dat ongelovigen moeten worden weerhouden van krachtige of humoristische uitingen van hun ongeloof, dan heb je een probleem.”

Zo is het, en al wil Rushdie het er nooit meer over hebben, zijn boodschap is urgenter dan ooit. Want religie is of komt op diverse plekken op de wereld aan het politieke roer, vertrapt het publieke domein. Rushdies geboorteland India verandert bijvoorbeeld in een religieuze hindoestaat die de seculiere grondslag ondermijnt die de burgers beschermt. Conservatieve christenen in Amerika verbannen boeken uit schoolbibliotheken. De Franse docent Samuel Paty is door een jihadist vermoord. Er zijn politici, schrijvers, kunstenaars, vrijdenkers – ook in ons land – die moeten leven met permanente bewaking en het zware lot van foreshadowing, de mogelijke ramp van morgen.

In Mes staat Rushdie stil bij deze lotgenoten. Zo schrijft hij over de Egyptische Nobelprijswinnaar voor de literatuur Nagieb Mahfoez die op 14 oktober 1994 met een mes werd gestoken en deze aanslag ternauwernood overleefde. Een fanatieke mollah, een islamitische geestelijke, had gesteld dat hij moest sterven. Anders dan Rushdie geloofde Mahfoez niet in lijfwachten, hij had naar eigen zeggen het leven geleid dat hij wilde leven. „Leef! Leef!” zeggen Rushdies instincten. De veerkracht, levenslust en (literaire) vrijheid spatten van elke bladzijde af.

In een video ter gelegenheid van de verschijning Mes spoorde Rushdie jongeren aan om de vrijheid van meningsuiting te blijven verdedigen. Die staat onder druk. Sterker nog, die is in heel Europa achteruitgegaan. In sommige lidstaten staat die zelfs „op zijn laatste benen”, aldus een rapport dat verscheen in de aanloop naar vandaag, 3 mei, de dag van de persvrijheid. Ik kan me voorstellen dat Rushdie klaar is met dat hele god-gedoe, maar de wereld is dat helaas nog lang niet. Lees Mes.

Stine Jensen is filosoof en schrijver. Ze schrijft om de week een column op deze plek.

Een versie van dit artikel verscheen ook in de krant van 3 mei 2024.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in