Foto’s Dieuwertje Bravenboer

Reportage

Het wordt geen Einstein, zegt de vader van Maureen

De kinderen van de Witte Vlinder Een kwart van de leerlingen uit groep acht van basisschool de Witte Vlinder gaat straks naar de havo of het vwo, de rest gaat naar het vmbo. Bij de Julianaschool, honderd meter verderop, is het precies omgekeerd. Hoe kan dat?

Of ze zenuwachtig is, vraagt meester Berrie. „Een beetje”, fluistert Maureen (11). Ze zit gespannen naast haar ouders aan een van de tafels in het lokaal van groep acht. Het is woensdag 9 februari en straks krijgt Maureen het schooladvies dat bepaalt naar welke middelbare school ze na de zomer gaat.

„Ze ziet er enorm tegenop”, zegt haar moeder.

„Omdat ik laatst een niveau was gezakt”, zegt Maureen.

„Snap ik”, zegt leerkracht Berrie van den Bovenkamp. „Dat was een beetje mèh. Maar je zit met begrijpend lezen heel mooi op koers. Alleen rekenen vind je lastig, daar zit je op vmbo basis kader.”

„Het wordt geen Einstein”, zegt de vader van Maureen.

„Hoeft ook niet”, zegt Van den Bovenkamp. „Maar ze doet het hartstikke goed.” Hij wijst naar de groene lijnen van Maureens ontwikkeling op het digibord: „Kijk, met lezen zit je bijna op havo-niveau.”

„Havo?”, vraagt haar moeder. „Haha!”

„Even resumeren”, zegt Van den Bovenkamp. „Ik geef het advies -vmbo gemengde theoretische leerweg.”

„Beter laag beginnen en opklimmen”, vindt Maureens moeder, „dan hoog beginnen en terugzakken.”

De eindtoets komt eraan

Het zijn spannende weken voor groep acht. De schooladviezen zijn binnen, de aanmeldingen voor middelbare scholen zijn de deur uit, en de eindtoets komt eraan. Over ruim twee weken buigen duizenden achtstegroepers zich twee dagen lang over de Citotoets of een variant daarop. Die toets is verplicht en kan, als de uitslag hoger is dan het schooladvies, nog net het verschil gaan uitmaken tussen havo of vwo, of tussen vmbo en havo.

Dat maakt nogal wat uit: wie eenmaal is geselecteerd voor een schoolniveau, komt daar moeilijk uit: steeds minder middelbare scholen bieden gemengde brugklassen aan en via ‘stapelen’ alsnog havo of vwo bereiken is de laatste jaren moeilijker geworden, bleek begin dit jaar uit onderzoek van het Centraal Planbureau.

Pech voor laatbloeiers. En pech voor kinderen met lager opgeleide ouders, of ouders die de Nederlandse taal niet machtig zijn: zij komen vaker op het vmbo terecht dan kinderen van hoger opgeleide ouders – zelfs als ze even slim zijn.

Op de grens van twee wijken

Om van dichtbij te zien hoe deze ongelijkheid werkt, loopt NRC een half jaar mee in groep acht van basisschool de Witte Vlinder in Arnhem. De school, een prachtig gebouw in de stijl van de Amsterdamse School, ligt precies op de grens van twee wijken: de Paasberg aan de ene kant van de Rosendaalseweg, de Geitenkamp aan de andere.

Het verschil kan haast niet groter: overwegend witte tweeverdieners met ruime koopwoningen uit de jaren dertig op de Paasberg, tegenover kleine huurhuizen, hoge werkloosheid en schulden op de multiculturele Geitenkamp.

Wie geboren is op de Paasberg gaat haast vanzelfsprekend naar de Julianaschool, die een lange wachtlijst heeft. De kinderen van de Geitenkamp gaan naar de Witte Vlinder, die krimpt.

De scholen liggen zo’n honderd meter van elkaar, maar de leerlingen komen elkaar nauwelijks tegen. Ook niet na de basisschool: de meeste leerlingen van de Julianaschool gaan naar havo of vwo, terwijl de meeste leerlingen van de Witte Vlinder naar het vmbo gaan.

Neem de schooladviezen van dit jaar: van de 21 kinderen in de klas van meester Berrie gaan er drie naar het vwo en één naar de havo. De rest gaat naar het vmbo, vooral naar vmbo kader, de praktijkgerichte variant. Op de Julianaschool is het beeld precies andersom: van de 56 leerlingen in groep acht gaan er 42 naar havo of vwo en 14 naar het vmbo, vooral naar de theoretische leerweg.

„En dan hebben we nu een goed jaar”, zegt Berrie van den Bovenkamp. Vorig jaar ging geen van de leerlingen naar het vwo en eentje naar de havo.

Hoe het komt? Van den Bovenkamp: „Heb je even?” Hij werkt veertien jaar op de Witte Vlinder. De stiefvader van een van z’n leerlingen zat al ooit bij hem in de klas. Op de Geitenkamp, zegt hij, groeien kinderen vaak op in armoede. Opa had geen werk, papa heeft geen werk. Er wonen vluchtelingen die de taal niet machtig zijn. Er zijn schulden en relatief veel gebroken gezinnen. „School is niet per se het belangrijkste in hun leven. Studeren is voor de rijken, denken de Geitenkampers. Voor de kinderen van de Julianaschool.”

Als er weinig van kinderen wordt verwacht, gaan ze zich daar naar gedragen, zegt Trudie Schils, hoogleraar onderwijseconomie aan de universiteit van Maastricht. „Ze praten hun ouders en opa’s en oma’s na, zien we in onze onderzoeken: ‘Wij vinden toch geen goede baan. Het vmbo is hoog genoeg’.”

„Onze leerlingen krijgen minder mee vanuit huis”, ziet Liane Caspers, intern begeleider op de Witte Vlinder. „Ouders zijn minder hoog opgeleid en leven in armoede. Boeken en kranten of hulp bij het huiswerk, dat is hier niet vanzelfsprekend. Laat staan dat deze ouders in staat zijn om bijlessen te betalen.”

Het verschil is al zichtbaar bij de kleuters. „Kinderen komen hier met minder bagage binnen. Hun woordenschat is kleiner, hun omgangsvormen zijn ruwer”, zegt Caspers. „Deze kinderen groeien op in een straatcultuur. Dat is vechten en overleven. Het betekent dat wij als school heel duidelijk moeten zijn: rust, regelmaat. School is voor onze kinderen een veilige haven.”

Deze kinderen groeien op in een straatcultuur. Dat is vechten en overleven. Het betekent dat wij als school heel duidelijk moeten zijn: rust, regelmaat

Liane Caspers intern begeleider Witte Vlinder

In de lessen van Berrie van den Bovenkamp wordt duidelijk wat dat is, die rust en regelmaat. De lessen zijn klassikaal en worden met vaste hand geleid aan de hand van de Expliciete Directe Instructie-methode: de leraar geeft instructies en doet het voor, de klas herhaalt. Leerlingen werken rustig alleen of in kleine groepjes. Zeggen: „Ja, meester”, als Van den Bovenkamp ze iets vraagt. Maar zodra hij z’n aandacht loslaat, is het binnen een minuut chaos: leerlingen staan op, lopen en praten door elkaar. „Dit dus”, zegt Van den Bovenkamp met een brede grijns voor hij ze weer tot de orde roept.

Op de Julianaschool kan het allemaal wat losser, zegt Karin Helsen. De kinderen zijn er rustiger. „Soms denk ik: te rustig.” Helsen is intern begeleider op beide scholen. Vanuit haar kamer op de Julianaschool kan ze de Witte Vlinder bijna zien liggen. De kinderen van de Witte Vlinder zijn beslist niet dommer, zegt ze. Maar ze worden minder gestimuleerd. Op de Julianaschool zitten ouders er vaak bovenop. Ze willen heel graag dat hun kind naar het vwo gaat. Helsen: „Ouders zijn kritischer op de schooladviezen die wij geven: hoe is dat opgebouwd, wat kunnen we nog doen om een niveau hoger te halen? Bij de Witte Vlinder zeggen ouders: ‘Vmbo? Fijn, bedankt!’ Ze nemen daar veel meer aan van de leerkracht.”

Snel afgeleid

In de gang voor het klaslokaal helpt Lara (12) Christiano met zijn rekenwerk. Breuken, altijd lastig. Zeker voor Christiano (11) die liever voetbalt dan sommen maakt. Later wordt hij profvoetballer. „Ze zeggen dat dat geen normale baan is, maar wat maakt het uit?”

Leren vindt hij lastig. Hij is snel afgeleid. „Ik denk de hele tijd andere dingen en dan vergeet ik wat ik aan het doen was.”

„Oke, nu even concentreren”, zegt Lara. „Kun je deze getallen delen?”
„Eh, nee?”
„Zélf nadenken”, zegt Lara streng.
Christiano: „Oh wacht, delen door negen!”

Lara rolt met haar ogen. „Wat moest je nou eerst doen? De héle getallen eruit halen. Zes dus. Delen door zés!”

Christiano: „Wajo, rustig!”
Lara: „Jij vergeet álles. Schrijf gewoon precies op wat je moet doen.”
Christiano: „Oh wacht. Ik zie het: 55!”
Lara: „Goed zo!”

Christiano straalt. „Als ik het eenmaal doorheb, snap ik het.”

Hoe groot is zijn rol in de toekomst van zijn leerlingen? Beperkt, denkt Van den Bovenkamp. „Ik heb ze tussen half negen en half drie. De rest van dag zijn ze thuis of op straat.” Peinzend: „Ik kan van een vmbo-kaderkind geen havo-kind maken. Maar ik kan er misschien wel voor zorgen dat een havo-kind geen kader-kind wordt.” Hoe? „Door hoge verwachtingen te hebben en alles uit de leerlingen te halen. Zowel op cognitief als op sociaal en emotioneel gebied.”

Lara kreeg als advies vmbo-kader, terwijl ze goed is in rekenen. Ze kwam zes jaar geleden met haar ouders naar Arnhem vanuit Syrië. Thuis wordt nauwelijks Nederlands gesproken. Van den Bovenkamp vindt het lastig. „Je probeert ieder kind zo goed mogelijk te adviseren. Lara is slim, maar haar Nederlands is nog niet zo goed. Terwijl taal misschien wel de belangrijkste factor is om te slagen op de middelbare school. Ook om te rekenen moet je goed zijn in taal.” Maar hij twijfelt. „Misschien maak ik er toch nog vmbo theoretische leerweg van. Kan ze doorstromen naar de havo.”

Lara (12)
Advies: vmbo-kader


Lara kan goed rekenen. Bij een oefen-Citotoets die de klas eind maart maakte, had ze maar één fout op dat onderdeel. Toch gaat ze na de zomervakantie niet naar de havo of het vwo, maar naar het vmbo. Taal is lastig, vandaar. Ze kwam zes jaar geleden met haar ouders en oudere zus vanuit Aleppo in Syrië naar Arnhem. Thuis praten ze Syrisch, haar TikTok en Instagram zijn ingesteld op Arabisch. Haar zus „heeft altijd geen tijd voor mij” en ze heeft geen vriendinnen om Nederlands mee te praten. Andere meisjes van haar leeftijd vindt ze vaak „een beetje kleuterachtig”.

Na schooltijd zit ze meestal binnen bij haar moeder en broertje van vier. Om haar pols draagt ze een armbandje met de woorden ‘Free Syria’. Haar moeder was kapper in Aleppo, maar kan hier geen werk vinden, omdat ze niet goed Nederlands spreekt. Haar vader is vrachtwagenchauffeur. Zelf wil ze later piloot worden, liefst van een groot vliegtuig. Op school helpt ze kinderen die minder goed kunnen rekenen, zoals Christiano. Hij is haar beste vriend in de klas en helpt haar op zijn beurt met taal.

Over een paar maanden, „één of misschien twee”, verhuist ze naar Buren, bij Utrecht. Het gezin kan daar een groter huis krijgen met meer slaapkamers. Dan krijgt Lara misschien een kamer voor zichzelf. „Lekker rustig”, vindt ze.

Gaat ze de klas missen? Niet echt, zegt Lara. „Alleen Christiano en meester Berrie.”

Niko (12)
Advies: vwo


Tijdens een schoolreisje eind maart naar het Kröller-Müller Museum in Otterlo nam hij als vanzelf de rol van leider op zich. „Wat voelen jullie bij dit schilderij, jongens?”

Niko, witte Nikes aan z’n voeten, keurig gekamde haren en altijd vriendelijk, gaat na de zomer als enige van de klas naar het gymnasium. Daar heeft hij zin in, want leren is leuk, vindt hij. Gewoon, omdat hij graag zoveel mogelijk dingen wil weten. Zijn ouders helpen hem nooit met z’n huiswerk, „maar dat hoeft ook niet, ik leer gewoon zelf”.

Hij heeft een oudere zus in Duitsland, uit het eerste huwelijk van zijn vader. Zijn ouders komen uit Bosnïe. Thuis spreken ze Bosnisch of Kroatisch – dat is bijna hetzelfde, zegt Niko, op een paar woorden na. Hij is vaak de tolk bij gesprekken op school of met de gemeente. Zijn moeder werkt in een hotel, zijn vader „doet klusjes voor mensen”. Hij timmerde vorig jaar nog stoeltjes voor de hut van de geheime club van Niko en zijn vriendjes. „Maar andere kinderen gooiden die in het water.”

Zijn vader is trots op hem. Als hij een goed rapport heeft, mag hij soms een set van Lego uitzoeken „Maar hij zou ook trots zijn als ik geen vwo had gehaald.”

Hij heeft „niet echt stress” voor de Citotoets. Schouderophalend: „Je kunt toch niet zakken. Maar ik wil het wel graag goed doen.”

Maureen (11)
Advies: vmbo (gemengde theoretische leerweg)


Maureen gaat na de zomervakantie naar Aeres, een vmbo in Velp. Ze heeft er al een proefles gehad. „Het is superleuk, ze doen veel met dieren. Maar het is vooral leuk dat we met zes meiden uit de klas gaan: Lisa, Solange, Jelina, Qwendolyn en Gwendolyn. We blijven samen na groep acht.”

Ze heeft twee halfzusjes. Die wonen bij haar vader, bij wie ze zelf ook de helft van de tijd woont, sinds de scheiding een paar jaar geleden. Haar moeder werkt in de thuiszorg, haar vader helpt mensen „die depressief zijn”. Haar opa helpt soms met huiswerk. „Maar hij pakte laatst zijn rekenmachine om sommen te maken. Toen zei m’n moeder: ‘We doen het thuis opnieuw, anders leer je niks’.”

De oefen-Citotoets ging best goed. „Die was blijkbaar heel gemakkelijk, want ik had maar zes fout.” Laat de echte Citotoets maar komen, zij is er klaar voor. „Meester Berrie zei: ‘Je kunt geen lager advies krijgen. Je kan alleen nog maar omhoog.”

Na schooltijd speelt ze buiten met haar vriendinnen op de sportvelden in Arnhem-Noord: stoeien, dansen en TikTok-filmpjes maken.

Maureen mag met een paar klasgenoten meedoen aan een debatwedstrijd in het gemeentehuis van Arnhem. Ze houdt van debatteren. Sinds ze vorig jaar een aflevering van Het Klokhuis zag over de Tweede Kamer, wil ze daar werken. De politiek in.

„Partij Maureen!”, zegt haar vriendin Lisa.

„Ja!”, schatert Maureen.

Bella (12)
Advies: vmbo-kader


Bella zit achterin de klas en trekt niet graag de aandacht. De laatste tijd durft ze vaker haar mening te geven bij de lessen debatteren. Tot grote vreugde van meester Berrie die haar liefdevol aanmoedigt: „Heel knap Bella, wat zeg je dat goed!”

Als ze klaar is met het schoolwerk, pakt ze haar schetsboek om te tekenen. Dat staat vol gedetailleerde tekeningen van ogen, handen en anime-figuren. Soms maakt ze even tussendoor een rake schets van een pen, een etui of een klasgenoot.

Ze geeft tekenles aan Quen, haar beste vriendin uit groep zeven. Later wil ze kunstenares worden. Maar eerst naar het vmbo, na de zomervakantie. Daar verheugt ze zich op „want ze geven allemaal vakken over cultuur en koken en tekenen”.

Na schooltijd is ze vaak bij oma, omdat haar moeder tot laat moet werken in een sportschool. „Gelukkig woont oma naast ons.”
Ze draagt zwarte vingerloze handschoenen, ook in de klas. Haar handen doen soms pijn, omdat ze allergisch is voor kou.

Jayden (12)
Advies: vwo


Wat een pech: precies op de dag dat de klas naar het Kröller-Müller Museum ging, was Jayden ziek. Buikpijn, overgeven. Misschien, denkt hij, was het van de spanning. Hij is wel vaker een beetje zenuwachtig. Voor een toets, of als hij TikTok- filmpjes ziet van de oorlog in Oekraïne.

Na de zomervakantie gaat hij naar het Beekdal, een vwo met veel aandacht voor kunst en cultuur. De open dag was „superleuk” en hij weet „nu helemaal zeker” dat hij later iets met kunst wil doen.

Jayden ouders zijn gescheiden. Hij heeft vijf broers en zussen. „Een stiefbroertje en een stiefzus aan mijn vaders kant, een oudere broer, een zus en een babyzusje aan mijn moeders kant”. Hij is de eerste in de familie die naar het vwo gaat. „Dat vind ik best wel knap van mezelf. Ik dacht eerst dat het niet zou lukken, omdat ik vaak fouten maak door de zenuwen. Nu ik weet dat ik het kan, ben ik minder zenuwachtig voor de Citotoets.”

Zijn ouders zijn trots en willen graag helpen. „Dan gaat m’n moeder dingen googelen voor me. Als ik iets m’n vader of stiefmoeder vraag, zeggen ze vaak: dat weet ik ook niet.”

Jayden houdt van school. „De meeste kinderen in de klas vinden het niet zo leuk om nieuwe dingen te leren, maar ik let altijd op. Gisteren was een fijne dag, omdat meester Berrie veel ging uitleggen. Eerst spelling, toen rekenen. Lekker alles achter elkaar.”

Foto’s Dieuwertje Bravenboer

Correctie (11 april 2022): In een van de bovenstaande portretten is om persoonlijke redenen een passage verwijderd.