Terug naar de krant

En daarna toch maar weer zoenen in het bejaardentoilet

Leeslijst column Sarah's leven

Sarah’s leven Elke week schrijft Sarah Sluimer over wat ze meemaakt.

Leeslijst

Hij kwam op een dag, terwijl ik over de lange dijk langs de snelweg van school naar huis fietste, naast me rijden. Hij droeg een cognackleurige ribfluwelen jas en had een piepklein rond brilletje op. In niets was hij de jongens uit mijn klas met hun boogjeshaar en Helly Hansen-jekkers. Ik had hem al wel eerder herkend, al op de eerste schooldag. Niet dat ik wist wie hij was, nee, maar in de boeken van Veronica Hazelhoff en Evert Hartman hing er altijd wel zo’n jongen als hij rond. Eentje die Rimbaud leest, met geknepen oogjes in de verte staart, in kamerjas op school komt en op klassenfoto’s met zijn rug naar de camera gaat staan. Hij vertelde me op die dijk dat hij verliefd was op een vriendin van mij en wilde overleggen wat hij daarmee moest doen. Hij legde, wat hij noemde, zijn hart bloot. Ik had nog nooit zo serieus met iemand over liefde gepraat.

In de jaren daarna keken we samen op zijn zolderkamer Hans Teeuwen tot we ieder zinnetje uit ons hoofd kenden, schreven we hysterische brieven naar elkaar, wachtte hij iedere dag bij mijn huis om samen naar school te fietsen, zoenden we voor het eerst bij de kapstokken en vonden we dat best tegenvallen, zoenden we nog een keer en vonden we dat helemaal niet tegenvallen, jatten we ether uit het scheikundekabinet om te snuiven, maakte hij blote foto’s van me, speelden we een wel erg oedipale Hamlet en zijn moeder Gertrude (dus eigenlijk zoals het stuk bedoeld is), blowden we voor het eerste uur op het trappetje bij het filosofielokaal, maakten we schreeuwend ruzie in de gangen, droegen we identieke lange zwarte jassen en trokken onze mondhoeken identiek verveeld naar beneden, eiste ik hem genadeloos op toen hij eindelijk verkering kreeg met een ander meisje en dumpte hem twee maanden daarna voor zijn beste vriend en werden we door een moeder van een huisfeestje verwijderd, omdat we op haar sofaatje aan elkaar lagen te frummelen.

Hij legde, wat hij noemde, zijn hart bloot. Ik had nog nooit zo serieus met iemand over liefde gepraat

Overal waar ik kwam, was hij. Zelfs in het verzorgingstehuis, waar ik in de avonduren achter de receptie mijn jeugd zat weg te suffen, kwam op een zeker moment, als deus ex machina, een ratelende koffiekar voorbij mijn balie gerold, met daarachter hij in een wit overschort en een mombakkes zo arrogant, dat ik niets anders kon dan om hem schateren. En daarna toch maar weer zoenen in het bejaardentoilet. Of in het schoenenhok bij het gymlokaal. Of in het hoge gras van de dijk, op een lange zomermiddag.

Na zijn eindexamenfeestje gingen we met elkaar naar bed. Iedereen was lallend vertrokken, het huis was stil, de lucht begon al bleek te worden. We deden het zo vaak dat we vanaf dat moment nooit meer hoefden.

Daarna volgde heel veel leven zonder elkaar.

Deze week belde hij mij. Ik wilde niet doen alsof hij een vreemde was, dus ik gebruikte de spottende toon waarmee we altijd indruk op elkaar wilden maken. Maar na een paar minuten kwam ik erachter dat ik eigenlijk helemaal niet meer wist hoe we toen met elkaar spraken. Ik imiteerde iets zonder precies te weten waar ik naar verwees. En er waren te weinig gedetailleerde herinneringen overgebleven om terug te vallen in wat we toen waren.

Gelukkig maar.

Een versie van dit artikel verscheen ook in NRC Handelsblad van 26 februari 2022.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in