Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Cultuur

Je moet elke noot met liefde zingen

Zangeres kun je tot op hoge leeftijd zijn, maar velen beginnen rond hun vijftigste een tweede carrière: als pedagoog voor een nieuwe generatie. Een goede zanger is niet per se een goed pedagoog. „Oh god, néé!”

Uit een klein kamertje van het Koninklijk Conservatorium van Den Haag klinken een zeer lage bromstem en helder gelach. De hoge giechel behoort toe aan Christa Ludwig (86), een van de beroemdste en meest legendarische mezzosopranen van haar generatie. Ze woont nabij Wenen en haar formele status in Oostenrijk is „Frau Kammersängerin”. Daarover maakt ze met alle liefde grapjes, maar je móét zo’n titel ook wel omarmen, zegt ze. „Op een gegeven moment heb ik maar speciaal briefpapier laten drukken.”

Ludwig was vorige maand in Nederland voor masterclasses rondom de liederen van Strauss en Mahler – repertoire waarin ze zelf excelleerde. Ze werkte er afwisselend met Jard van Nes (66), één generatie jonger dan zij en haar eigen oud-leerling.

Bij Van Nes werd het hoge register van haar zangstem noot voor noot opgebouwd tot het glanzende geluid dat haar een relatief korte, maar internationaal tot op het hoogste niveau bloeiende carrière van een kleine 25 jaar bracht. Ze nam in 2000 afscheid van het podium, omdat het moeizaam verworven hoogste register steeds moeilijker liep („Ik ben een mooie tenor nu”). Ze werd ongelukkig van de spanning die dat gaf. „Bovendien was lesgeven voor mij geen tweede keus”, zegt ze. „Ik vind het ontzettend leuk om te doen. Bevredigend. Dat heb ik ook altijd gevonden.”

Levensadvies

Christa Ludwig: „Ik word veel voor lessen benaderd, nog altijd. Zangeressen die een lied willen instuderen, een specifieke rol. Maar ik vind dat lastig. In korte werksessies van een paar dagen kun je alleen onderwerpen aanstippen en zeggen: dit en dat moet je met je eigen vaste leraar bespreken. Wie me levensadvies vraagt, raad ik sowieso af het vak in te gaan. Als zingen een keuze voor je is en geen diepe innerlijke drang, dan moet je dit leven niet willen nastreven. Ikzelf hoefde alleen nog met Duitse zangeressen te concurreren, maar nu is de hele wereld je speelveld – én je concurrentie. Je moet zo ontzettend getalenteerd en mooi zijn om het nog te maken… En dan heb ik het nog niet gehad over de offers die je moet brengen. Niet uitgaan. Niet drinken. Gezond eten.”

Van Nes: „Ik wilde toch niks anders. Maar nu ben ik blij dat ik weg ben van de bühne. Die zénuwen. Als je jong bent, gaat het nog. Maar hoe ouder, hoe erger. Buikkramp, malaise…”

Ludwig zelf kreeg als meisje al les van haar moeder, alt en zangpedagoog Eugenie Besalla-Ludwig. „Dat was het goedkoopst, na de oorlog”, zegt ze. „Mijn moeder en ik waren altijd samen, tot zeer hoge leeftijd. Vaak wel tot leedwezen van mijn echtgenoten. Maar ik heb zeer veel van haar geleerd. Toen ik erg jong was, moest ik muziek op teksten van Rilke instuderen. Ondoenlijk voor een kind, natuurlijk. Mijn moeder zei: als je niet snapt wat je zingt, beklemtoon dan elke lettergreep en articuleer extra duidelijk. Een criticus schreef: wonderlijk, hoe deze tiener zulke teksten doorgrondt.” Ze grinnikt.

Van Nes: „Op het gebied van tekstinterpretatie ís niet alles te onderwijzen. Ik zong als student Schumanns liedcyclus Frauenliebe und -leben. Twee jaar later deed ik dat opnieuw. Mijn lerares zei: ‘Wat is jou overkomen!?’ Een doodongelukkige verliefdheid op een homoseksuele man.”

Ludwig: „Joan Sutherland was getrouwd met Richard Bonynge, ook homoseksueel. Ze was daar zeer nuchter onder: ‘Nou, dan zit ik tenminste elke ochtend met twee mooie mannen aan het ontbijt’.”

Van Nes: „En verder zat ze veel in de coulissen te borduren, haha.”

Het wachten op een inzet of opkomst noemen beiden een van de sluipmoordenaars in het zangersvak. Ludwig: „Dat uur voor het O Mensch! Gib acht! in Mahlers Derde symfonie, dat vond ik altijd vreselijk. Tip voor jonge collega’s: zing gewoon ‘Oe Mensch’. Dan gaat het vanzelf.”

Van Nes: „Een rotplek, ja. Ik zong altijd Fffoh Mensch! Dat hielp ook. En niemand had het door.”

Poelier

Jard van Nes kreeg zelf als jong zangeres lessen van Christa Ludwig in het kader van het leertraject dat voorafgaat aan toekenning van de Nederlandse muziekprijs. Schönbergs Gurre Lieder studeerden ze. Liederen van Alban Berg, operarollen.

Hoe dat was? Van Nes: „De eerste uitdaging was, herinner ik me, de leslocatie überhaupt te vinden. Christa gaf les in Wenen boven een Geflügel Geschäft. Ik dacht dat een winkel in piano’s en vleugels werd bedoeld, maar het bleek een poelier.

„Technisch was mijn stem door Herman Woltman, die zich ‘stemmensmid’ noemde, noot voor noot opgebouwd. Christa zei na drie minuten: Mooie stem, und was jetzt?’ Ik probeerde technisch zo perfect mogelijk te zingen, maar moest muzikaal meer losgaan.”

Ludwig: „Je hoort alles aan een stem in drie minuten. Daarna volgt dan de diagnose: Mahler-stem. Wagner-stem. Mozart-stem. Sommigen moeten alleen kleine liedjes zingen. Lesgeven is intiem, dat maakt dat ik masterclasses lastig vind. Ik ken die meisjes niet. Als je te direct bent, moeten ze vaak huilen. Het belangrijkste wat ik probeer over te dragen, is wat mijn moeder mij leerde: dat je elke toon met liefde moet zingen. Dat klinkt gratuit, maar het is wezenlijk voor de muziek.”

Van Nes: „Dat je niet voor jezelf zingt.”

Ludwig: „Precies. Je zingt niet, maar je moet ‘het’ laten zingen. Dat lukt maar weinigen.”

Een goede pedagoog maakt een goede zanger, vinden beiden. Maar denk niet dat het omgekeerde ook waar is, en dat uit een goede zanger automatisch een goed pedagoog groeit. „Oh god, néé!”, bulderen ze in koor.

Ludwig: „Er zijn er maar weinigen die hun eigen vakmanschap goed kunnen verklaren en verwoorden. De relatie tussen een pedagoog en een zanger en diens stem kun je vergelijken met die tussen een fotograaf en het object of de persoon die wordt gefotografeerd. Het gaat om de wisselwerking.”

Van Nes: „De boodschap kunnen overbrengen is één, maar die kunnen ontvangen is wat anders.”

Ludwig: „En dan is er nog het mysterie van talent. Maria Callas, Anja Silja: zijn dat nou mooie stemmen? Nee. Maar je moet er wel van huilen. Montserrat Caballé, technisch een fenomeen, kon uren achtereen beeldschoon zingen. En toch heeft haar kunst me altijd koud gelaten.”

Eén wijze les nog? Ludwig lacht: „Leer jezelf inschatten. Dat is het belangrijkste.”

Van Nes: „Koester critici die je de waarheid zeggen. Dat zijn je beste vrienden.”