Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.

Economie

Minister Suurhoff reikte eerste ouderdomsuitkeringen uit

DE minister van sociale zaken en volksgezondheid, de heer J. G. Suurhoff, heeft vanochtend in het gebouw van de Raad van Arbeid te Amsterdam, de eerste uitkeringen krachtens de Algemene Ouderdomswet persoonlijk overhandigd.

(Van een onzer verslaggevers)

De eerste, die uit de handen van de minister de uitkering ontving, was de heer A. Bakker uit de Boterdiepstraat. De heer Bakker, een 70-jarige, gepensioneerde belastingambtenaar, ontving als ongehuwde een uitkering van ƒ 70.50. Viervijfde van dit bedrag zal echter op zijn ambtenarenpensioen worden ingehouden. (De heer Bakker had veertig dienstjaren). De voorzitter van de Raad van Arbeid, de heer A. W. Rengelink heeft vooraf in een korte toespraak enige cijfers genoemd. Op grond van de nieuwe wet ontvangen 715.000 personen uitkeringen. Daaronder zijn 285.000 gehuwde mannen, zodat in het geheel een miljoen Nederlanders van de nieuwe wet profiteert. In totaal zal er dit jaar ongeveer 770 miljoen gulden worden uitgekeerd. Van de 715.000 die thans uitkering ontvangen waren er 370.000 die reeds onder de noodwet-Drees vielen. De gemiddelde uitkering van deze op 31 december j.l. geëindigde noodwet bedroeg gemiddeld per gerechtigde 800 gulden per jaar. Krachtens de nieuwe wet wordt gemiddeld 1070 gulden per jaar uitgekeerd. In 1913 begon de uitkering van kosteloze ouderdomsrente aan arbeiders van 70 jaar en ouder: twee gulden per week aan ongehuwden, drie gulden aan gehuwden. In 1919 trad de invaliditeitswet in werking, maar door de geldsontwaarding is zij niet geheel en al geslaagd. Voor de vrijwillige ouderdomsverzekering was de deelneming te gering. In 1947 kwam de noodwet tot stand, die stellig wel aan de bedoelingen heeft beantwoord, aldus de heer Rengelink. Ook minister Suurhoff hield nog een korte toespraak. Hij vervolgde de reeks van cijfers door de heer Rengelink gegeven, door op te merken, dat in 1980 het totaal der uitkeringen tot boven 1200 miljoen zal zijn gestegen. ,,Na een ruim zestigjarige worsteling zijn met deze wet dan definitief de materiële noden van de oude dag geregeld.” Deze nieuwe uitkering wordt betaald door het hele Nederlandse volk. Door het omslagstelsel betaalt de tegenwoordige werkende generatie voor de tegenwoordige generatie van bejaarden. Daardoor wordt het mogelijk, wanneer in de toekomst de lonen hoger worden, ook de uitkeringen te verhogen. Nu, aldus de minister, Nederland zich aan de hoogconjunctuur heeft „over-eten” en enige tijd zuinig-aan zal moeten doen is het ook niet mogelijk de 6 3/4 pct. premie van het inkomen tot een zekere grens ten volle te compenseren. Zo spreekt nog wat sterker het offer — overigens graag gebracht voor de A.O.W. ,,Het is goed, dat het Nederlandse volk dit duidelijk beseft.’” De minister uitte waarderende woorden jegens de ambtenaren van het departement, de sociale verzekeringsbank en de Raden van Arbeid en die van de belastingdienst — die de premie moet innen —voor het verrichte werk. Alle krachten moeten nu worden gericht, zo zei minister Suurhoff, op de ontwikkeling van de bedrijfs- en ondernemingspensioenfondsen, zodat voor alle werknemers een behoorlijke oude’ dagsvoorziening is gewaarborgd. Met materiële voorzieningen zijn wij er overigens nog niet. Want huisvesting, verzorging, medische verzorging en zinvolle vrijetijdsbesteding van de bejaarden vragen de aandacht. Gelukkig is er voor deze problemen een groeiende belangstelling in ons land. Met het uitspreken van de hoop, dat de betrokkenen nog lang in gezondheid van deze uitkering mogen genieten, ging de minister over tot het uitreiken van de uitkering aan plm. dertig gerechtigden die de uitkering via de Raad van Arbeid ontvangen. De hoogste uitkering bedroeg ƒ 117 per gerechtigde — voor een gehuwd paar. Een der bejaarden, de 72-jarige heer B. Zuurveen, sprak aan het slot een woord van dank tot de minister.