Terug naar de krant

‘Kunst zal ons niet redden van bommen’, zei Olena Zelenska bij de opening van de Biënnale in Venetië. Wat wel?

Leeslijst analyse
Landenpaviljoens op de Biënnale De 60ste editie van de Biënnale van Venetië laveert tussen rouw en melancholie. In de landenpaviljoenen gaat het veel om verlies, maar er ontstaan ook nieuwe verhalen.
Leeslijst

Als op een dag een koning in een land ver weg zijn vrouw verliest, wordt hij gek van verdriet. Staatszaken laat hij liggen en hij slijt zijn dagen huilend bij de grafsteen van zijn vrouw. De ministers grijpen in en denken dat een beeldschone vrouw hem weer zal opvrolijken. De mooie vrouw lijkt de koning aanvankelijk nieuw leven in te blazen. Hij is blij, verliefd en heeft weer zin in oorlog. Wanneer hij vertrekt, probeert zijn nieuwe vrouw echter zijn kinderen te vermoorden. Zijn rouw maakt plaats voor bezorgdheid en hij gaat zijn verdwenen kinderen zoeken. Als hij op een dag op een eiland ver weg iemand fluit hoort spelen, herinnert hij zich hoe zijn zoon dat deed in de paleistuinen. Zijn melancholie redt zo het leven van de kinderen. Gezamenlijk leven ze weer in de paleistuin waar ook het graf van hun moeder is. En de beeldschone vrouw? Die sterft een gruwelijke dood.

Is schoonheid een remedie tegen verdriet? De gebroeders Grimm waren er tweeslachtig over in het sprookje De twee koningskinderen. Schoonheid is niet opgewassen tegen rouw, maar omdat ze een vals gezicht heeft, kan ze wel de zinnen verzetten, lijkt de boodschap.

Melancholie en rouw liggen in elkaars verlengde als vormen van psychisch lijden. Ze kunnen haast niet zonder elkaar. Waar rouw zich op het verlies concentreert, benadrukt de melancholie het koesteren. In de landenpaviljoens van de Biënnale zie je de twee met elkaar strijden en tegelijkertijd proberen zich met elkaar te verenigen. Elke twee jaar richten landen een ‘klein museum’ in om de kunst te presenteren die er in dat land toe doet, en het land van herkomst een gezicht geeft naar de buitenwereld.

De mini-exposities – die zowel in kluitjes bij elkaar staan in de Giardini en de Arsenale als door de stad Venetië zijn verspreid – gaan doorgaans over het land zelf. Dit jaar is de rode draad enerzijds landen die kapot zijn of worden gemaakt, en anderzijds paviljoens waar nieuwe verhalen worden verteld om te herstellen, op zoek naar schoonheid. Kortom: er is rouw om oorlogen die nog gaande zijn, terwijl er hoop gezocht wordt in het herstellen van een vergeten verleden. De wereld is steeds verder kapot aan het gaan, dat zie je terug in de kunst. De paviljoens bij elkaar vertellen het verhaal van een wereld die vecht om (voort)bestaan, en daarbij is deze editie nog weer somberder dan twee jaar geleden.

Sandra Gamarra Heshiki: The Migrant Garden in het Spaanse paviljoen.
Foto Gabriel Bouys/ AFP

Karaoke-oorlog

Waar zit die somberheid in? Die zat ’m alleen al in enkele feitelijkheden. Dit jaar zouden er 88 landen meedoen, maar dat werden er minder. Het Israëlische paviljoen is gesloten zolang er geen wapenstilstand is bereikt en de gijzelaars nog vast zitten (en zal dus mogelijk de hele editie dicht blijven). Het Iraanse paviljoen is ook nog gesloten uit protest tegen de steun aan Israël, er zullen alleen besloten bijeenkomsten zijn. Rusland besloot dit jaar het paviljoen aan Bolivia af te staan, omdat het land zich net als twee jaar geleden vanwege de oorlog in Oekraïne niet welkom voelde. Kenia, dat twee jaar geleden voor het eerst mee mocht doen, is ook dicht. Hoewel alles geregeld was (ze staan zelfs in de app), bleek daadwerkelijk meedoen aan de Biënnale te duur.

Polen sloot het werk van Ignacy Czwartos uit, waarop onder meer oorlogsmisdadigers uit 1944 werden verheerlijkt. Het kunstcollectief Open Group stelde daarvoor in de plaats de oorlog in Oekraïne centraal waarbij de kijker in karaokesetting uitgenodigd wordt met wapengeluiden mee te doen – een keuze die leidde tot een van de hoogtepunten bij de paviljoens. „‘Oorlog, je moet weggaan’, zei mijn kleinkind toen we ons verscholen voor raketten uit Rusland”, vertelt een oudere man in de Poolse camera. Het was een noodkreet die hij hoopt nooit meer te horen van zijn kleinkind. Gevlucht voor de oorlog doet hij het geluid na van afweergeschut, om daarna te zeggen: ‘Repeat After Me’. Nogmaals herhaalt hij het geluid, de kijker ziet het geluid in letters omgezet op het scherm en wordt uitgenodigd voor een microfoon te gaan staan om mee te doen.

Acteurs kregen betaald om vluchteling te spelen; huilen leverde 20 dollar op

De oorlog als karaoke-evenement, cynischer kan haast niet zou je denken, maar het Oekraïense paviljoen doet een poging. Dat paviljoen werd met een videoverbinding geopend door de vrouw van de Oekraïense president, Olena Zelenska: „Kunst zal ons niet redden van bommen en kogels, maar het houdt ons geweten, onze menselijkheid en onze waarden vast.” Maar op het paviljoen zelf is te zien hoe acteurs betaald kregen om voor Oekraïense vluchteling te spelen (huilen leverde 20 dollar extra op, aldus de uitleg bij de video, en wie ook nog kinderen verdrietig kon laten kijken was helemaal spekkoper. De regie was in handen van echte slachtoffers). De video’s tonen keihard aan hoe de buitenwereld alleen bij de oorlog betrokken kan blijven als er genoeg herkenbaar leed te zien is.

Van de ene oorlog beland je vanzelf in dat andere grote conflict: dat tussen Israël en de Palestijnen. Een echt landenpaviljoen had Palestina niet, want Italië erkent het gebied niet als land.

De karaoke-oorlog in het Poolse paviljoen.

Palestijns alternatief

Maar de rode folders die opriepen de genocide op Gaza te stoppen, waren in de openingsweek niet te missen. En er is een paviljoen in de stad, ‘South West Bank’, dat gerust als alternatief voor een Palestijns paviljoen gezien kan worden. ‘Artists + Allies x Hebron’ geven er op het eerste gezicht een poëtisch beeld: een verslag van wat er rondom de Palestijnse plaats Betlehem gebeurt, de wijn die er vandaan komt, de bomen die er groeien (waarvan er zo’n 800.000 zijn vernietigd door de Israëli’s sinds 1967), de olijfolie, en een autowrak dat opgeknapt wordt, om er vervolgens weer mee te rijden totdat die weer kapot is. Vastzitten door keuzes van anderen, dit was evenveel rouw als bij Oekraïne.

Taiwan heeft ook zo’n ingewikkelde positie als het gaat om landenpaviljoens. Het land dat officieel geen land mag heten om China niet voor het hoofd te stoten, maar toch is er elk jaar een ‘alternatief paviljoen’. Dit jaar was dat indrukwekkend met Everyday war, een solotentoonstelling van Yuan Goang-Ming. Op een video wordt een kamer bij een militaire aanval beschoten. In slow motion verandert de kamer in een slagveld waarna het langzaam weer terugkeert naar de oude staat, totdat een nieuwe aanval begint. Op een ander zie je beelden van een lege weg, waar protesten tegen China de kop in zijn gedrukt. Het meest indrukwekkend is ‘Prophecy’, een keurig gedekte tafel die trilt bij de geluiden van vallende bommen, die op onvoorspelbare momenten vallen. Het is een dreiging die ze in Taiwan ‘alledaags’ noemen.

Absolute veiligheid is er alleen als het onmogelijk is iets te verliezen. De economie van het failliet noemde schrijver Patricia de Martelaere dat in haar essay ‘Een verlangen naar ontroostbaarheid’. „Niemand verliest graag. En toch moeten we het allemaal leren”, schrijft ze.

Mounira Al Solh: A Dance With Her Myth in het Libanese paviljoen.
Foto Luca Bruno)

Melancholie van het verleden

Waar de ‘oorlogspaviljoens’ vooral ingaan op het verlies, zijn er ook paviljoens waarin lessen getrokken zijn die gedeeld worden met de toeschouwer. Die lessen krijg je vooral door te zien welke andere historische versies er zijn dan het gebruikelijk westerse perspectief. Het resultaat: kunstwerken en verhalen die de melancholie van het verleden oproepen voordat (koloniale) oorlogen werelden wegveegden.

Enkele paviljoenen bereikten dat door ruimte te geven aan dat andere geluid. Denemarken koos voor het eerst voor een Groenlandse kunstenaar (terwijl het land nog steeds onderdeel van het Koninkrijk Denemarken is): schitterende foto’s van Inuuteq Storch. De Verenigde Staten en Australië hadden voor het eerst inheemse kunstenaars. In het Australische paviljoen – dat bij de opening de Gouden Leeuw kreeg voor het beste paviljoen – heeft Archie Moore met krijt op een donkere muur en plafond zijn stamboom getekend die met zijn Kamilaroi, Bigambul en Britse voorouders maar liefst 65.000 jaar terugging. „Een fragiel archief van rouw”, merkte de jury terecht op.

Deel van Jeffrey Gibsons the space in which to place me in het Amerikaanse paviljoen.

Foto’s: Timothy Schenck

De eenvoud van het Australische paviljoen staat in schril contrast met de kleurigheid van Jeffrey Gibson. Hij bouwde zelfs de buitenkant van het Amerikaanse paviljoen helemaal om en kwam tot the space in which to place me. Buiten en binnen word je begeleid door de klanken van Nina Simone’s ‘We Want To Be Free’. De werken zelf zijn schitterende, kleurrijke figuren, borstbeelden en beesten in kralen, met teksten uit de Amerikaanse grondwet, en ook de Indian Cititzenship Act, die inheemse Amerikanen burgerrechten gaven (en die pas in 1924 werd vastgesteld).

De Spaans-Peruaanse kunstenaar Sandra Gamarra Heschiki heeft het Spaanse paviljoen ondertussen omgebouwd tot ‘Migrant Art Gallery’. Niet alleen werd hier de Spaanse overheersing vanuit niet-Europees perspectief verteld, waarbij idyllische landschappen ontmaskerd werden als koloniale fantasieën, maar ook werden de gevolgen van kolonisatie voor het milieu getoond. Vernietiging van grond maakte niet alleen de traditionele cultuur kapot, maar ook werd de biodiversiteit verstoord (een vergelijkbaar betoog is te vinden in het Nederlandse paviljoen met het Congolese collectief CATPC).

Ook in het Braziliaanse paviljoen gaat het over het verband tussen uitbuiting, milieu en cultuur. Hier staat het verzet van de inheemse bevolking tegen de Europeanisering centraal. Ingezoomd wordt er op de Tupinambà die hun leefgebied terugeisen, terwijl er tot 2001 gedacht werd dat de bevolkingsgroep was uitgestorven. Terug naar een wereld die gekoesterd werd en weer wil worden, is ook hier het idee.

Zwitserse zelfspot

Terugverlangen naar een verleden, of een verleden ongedaan maken, kan ook met humor, tonen de Egyptische en Zwitserse paviljoens. In Egypte neemt Wael Shawsky de kijker mee in een achtdelige opera-achtige film waarin de onafhankelijkheidstrijder Ahmed Urabi in 1879 een opstand leidt tegen de Britten. Shawsky vertelt hoe de Britten slinks die opstand de kop indrukken door een conflict uit te lokken tussen een Maltese reiziger en een man met een ezel. Het gevecht werd als ‘anti-Europees’ gepositioneerd en vrijwaarde de Britten om militair hard in te grijpen in de hele regio. Het resultaat bij Shawsky is een fascinerende mengeling van ouderwets theater, kinderlijk decor, zang en de choreografie van een poppenspel.

En de Zwitsers? Die verkondigen zowaar met zelfspot dat het de hoogste tijd wordt dat Zwitserland gekoloniseerd gaat worden. Ze hebben bergen, kaas, een kluis en technisch vernuft te bieden. ‘We all need Switzerland’, klinkt het terwijl beelden vol kaas en koeien in een soort planetarium boven je worden getoond. Opeens begrijp je beter wat De Martelaere bedoelde met de ‘economie van het failliet’. Zwitserland heeft volgens de expositie Super Superior Civilizations eigenlijk weinig te verliezen. Dit geestige paviljoen toont met flair het valse gezicht van de schoonheid die – anders dan bij Grimm – hier geen gruwelijke dood sterft.

Een versie van dit artikel verscheen ook in de krant van 25 april 2024.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in