Terug naar de krant

Een grote stelselwijziging in het onderwijs leidt de aandacht te veel af, maar meer regie is wel nodig

Leeslijst commentaar

Staat van het onderwijs

Leeslijst

Het was een feest der herkenning, het jaarlijkse rapport van de Inspectie van het Onderwijs over de Staat van het Onderwijs. Hoewel, veel valt er niet te vieren na het lezen van deze verzameling van bekende maar daardoor niet minder betreurenswaardige feiten over de teloorgang van het reken- en taalonderwijs, het almaar toenemende lerarentekort en de psychische problemen van studenten in het mbo, hbo en wo. Ook over het ‘passend onderwijs’ voor leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte zijn er zorgen.

Ga daar maar aan staan als nieuwe minister van Onderwijs in het komende kabinet. Toch wordt het onderwijs aan de formatietafel niet gezien als een van de belangrijkste probleemdossiers die moeten worden besproken. Terwijl daartoe wel alle reden is. Als er niets verandert, groeit er een generatie op die met een wankele basis het onderwijs doorloopt en straks slecht voorbereid de arbeidsmarkt op gaat.

Een steekproef laat zien hoe treurig het gesteld is. Bij 225 willekeurige scholen voor basis- en voortgezet onderwijs onderzocht de inspectie hoe het ging met onder meer de leskwaliteit, de leerresultaten, het volgen van de ontwikkeling van leerlingen, en de visie en ambitie van de schoolleiding. De uitkomsten waren „zorgwekkend”. Een op de vijf onderzochte scholen scoorde een onvoldoende. Een ruime meerderheid van de scholen kreeg een ‘herstelopdracht’ om het onderwijs in rekenen, taal en/of burgerschap te verbeteren.

Het was alweer een tijdje geleden dat de inspectie zo steekproefsgewijs keek naar de kwaliteit van individuele scholen. De afgelopen jaren was het toezicht vooral risicogericht. Alleen scholen waarover de inspectie negatieve signalen hadden bereikt, konden een bezoekje verwachten. Daarnaast werden er gesprekken gevoerd met schoolbesturen, die vaak op verre afstand van de werkvloer staan. Terecht is de inspectie weer dichter op het vuur gaan zitten.

De ruimte die scholen wordt gelaten om het onderwijs naar eigen inzicht in te richten, is een groot goed. Dat betekent niet dat de overheid geen enkele bemoeienis mag hebben. Als het gaat om het aantrekkelijk maken van het vak van leerkracht en om het bewaken van de kwaliteit van het onderwijs, ligt er voor haar wel degelijk een rol. De Inspectie van het Onderwijs constateert dat het met beide niet goed gaat. Zij werpt in de Staat van het Onderwijs de - retorische - vraag op of er niet meer „regie” moet komen: „Ons onderwijs is verregaand gedecentraliseerd en gaat uit van autonomie van professionals en besturen. Hierin schuilt wel een risico: goed onderwijs wordt de verantwoordelijkheid van iedereen, maar in de praktijk te vaak van niemand. Vrijheden worden vrijblijvendheden.”

Dat er meer sturing nodig is, is evident, het wordt door elk rapport over het onderwijs telkens weer bevestigd. De overheid moet meer richting geven en eisen stellen, en minder overlaten aan schoolbesturen. De vraag is of daarvoor een grote stelselwijziging nodig is. Demissionair minister Mariëlle Paul (Primair en Voortgezet Onderwijs, VVD) stuurde onlangs drie scenario’s voor een nieuw sturingsmodel naar de Tweede Kamer. Haar voorkeur gaat uit naar een model waarin schoolleiders meer zeggenschap krijgen over lesmethoden, toetsen en geld en besturen vooral ondersteuning bieden.

De PO-Raad, die de belangen van het basisonderwijs behartigt, reageerde getergd. Laten we alsjeblieft geen grote ingreep doen in het stelsel, maar onze krachten liever sparen voor het verbeteren van de onderwijskwaliteit, vond de belangenorganisatie. Die reactie is begrijpelijk, want te veel focus op het stelsel kan de aandacht afleiden van waar het in de kern om moet gaan: beter onderwijs. Maar van een grote stelselwijziging lijkt pas sprake als de besturen volledig worden afgeschaft - een scenario dat niet de voorkeur heeft van de minister. Het is aan de Kamer om hierover een besluit te nemen.

Tussen de scholen in de steekproef bleken grote verschillen te bestaan in prestaties, zelfs als zij dezelfde leerlingenpopulatie hadden. Sommige scholen maken er op eigen kracht wél iets van, ook met een uitdagende doelgroep. Die slagen erin een hoog percentage leerlingen het streefniveau voor lezen en rekenen te laten halen, zodat ze een goede basis hebben voor het voortgezet onderwijs. Ze bieden kwetsbare leerlingen ondersteuning en hebben ook zicht op de effectiviteit daarvan. Leerkrachten houden ze binnenboord door in te zetten op professionalisering en vermindering van werkdruk.

Deze ervaringen liggen voor het oprapen voor andere scholen. Het is een hoopvolle gedachte dat het tij gekeerd kan worden. Schoolleiders, bestuurders én de politiek moeten ervoor zorgen dat de goede voorbeelden landelijk navolging krijgen.

Een versie van dit artikel verscheen ook in de krant van 20 april 2024.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in