Terug naar de krant

Tot haar honderdste was Mimi Havinga (1923-2024) nog sterk en vrij

rubriek De laatste bladzijde

Mimi Havinga (1923-2024) vertrok als tiener naar New York. Amerika bood de vrijheid die ze in Nederland nooit zou hebben gehad.

Leeslijst

Je moet maar durven, van Curaçao naar New York reizen, met in je zak slechts 25 dollar en de naam van één kennis van de familie, en de hoop daar werk te vinden. Maria – ‘Mimi’ – Havinga deed het in februari 1942, 18 jaar oud.

In New York vond ze al snel een baantje als secretaresse bij de handelsvertegenwoordiging van de Nederlandse regering in ballingschap, en een kamer op een steenworp afstand van het Metropolitan Museum of Art. „Een heel deftige buurt”, vertelt dochter Anne Havinga (65) videobellend vanuit haar kantoor in Boston. „Er zaten veel dames van goede afkomst, er werd Frans aan tafel gesproken. Gelukkig kon mijn moeder dat heel goed.” Door de baan was Mimi al snel onafhankelijk, geen vanzelfsprekendheid voor een vrouw in die tijd.

In de zomer van 1942 kwam koningin Wilhelmina vanuit Londen naar de VS. „Mimi werd aan haar toegewezen als secretaresse, met als voornaamste taak het beantwoorden van de vele brieven die de koningin van over heel de wereld ontving”, zegt neef Gerrit Ribbink (68) vanuit Rotterdam. Ze ontmoette ook prinses Juliana en haar kinderen, die overkwamen naar Lee, Massachusetts, vanuit Canada. Mimi logeerde met de rest van de staf in een herberg in de buurt. „Mijn moeder vond het een zeer bijzondere ervaring”, zegt Anne. Na een maand in Massachusetts keerde Mimi terug naar New York, waar ze haar werk voor de regering hervatte.

In 1944 gaf ze zich als een van de eerste vrijwilligers op om te worden opgenomen in het KNIL Vrouwenkorps. „In die tijd wilde iedereen iets doen om bij te dragen aan de oorlog [tegen de Asmogendheden]”, zegt dochter Anne.

Mimi en de andere vrijwilligers reisden per marineschip naar het Australische Brisbane. Daar zetelde het koloniale bestuur van Nederlands-Indië, ook in ballingschap, onder leiding van minister van Koloniën Huib van Mook. Ze zou daar een tijd als secretaresse voor de minister van Transport werken.

Eerst ging ze echter naar Kandy in Ceylon, het hedendaagse Sri Lanka, waar ze zes weken als secretaresse werkte voor een Nederlandse kolonel. „Daar zat ook Lord Mountbatten”, de laatste gouverneur-generaal van Brits-Indië, vertelt Gerrit Ribbink. Met Mountbatten maakte Mimi een rit op een olifant, waar ze later nog met veel weemoed aan terugdacht: „‘Kandy was heaven’, zei ze altijd.”

Mimi bij het vrouwenkorps van het KNIL, midden jaren 40.

Toen ze vlak na de capitulatie van Japan in augustus 1945 afreisde naar Nederlands-Indië, was de Bersiap, de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesiërs, volop aan de gang. „Het was gevaarlijk om over straat te lopen”, zegt haar neef. „Mimi bewaarde geen goede herinneringen aan die tijd”, zegt haar dochter. „Ze zag verminkte lichamen op straat en in de rivier, die rood gekleurd was van het bloed.” Haar moeder vertelde bijna nooit over Nederlands-Indië. „Ik vermoed vanwege het geweld dat ze daar zag.”

Mimi keerde in 1947 terug naar de Verenigde Staten, waar ze in 1954 trouwde met Jan Havinga uit Nijmegen, die ze tien jaar eerder had leren kennen. Samen kregen ze twee dochters, Anne en Cathy. In New Hampshire kochten ze een huis met een groot stuk grond, waar ze meer dan een halve eeuw bleven wonen.

Zandzakken naaien

Mimi werd in 1923 geboren in Haarlem als Maria Catherina Goslinga. Het gezin, met naast Mimi nog twee jongens en drie meisjes, verhuisde naar Curaçao toen vader Wybo Goslinga in 1937 een baan kreeg als inspecteur van het onderwijs op de Nederlandse Antillen. Hij had geaarzeld, maar zijn vrouw had hem overgehaald: ze vreesde dat er opnieuw oorlog zou uitbreken in West-Europa. In 1940, Nederland was inmiddels bezet door de Duitsers, waren er geruchten dat er vijandelijke onderzeeërs in het Caribisch gebied lagen. Gerrit Ribbink: „Het gezin moest hun zwembad ombouwen tot schuilkelder, Mimi moest zandzakken naaien. Het was een spannende tijd, constant in afwachting van de bommenwerpers die de olieraffinaderij zouden aanvallen. Maar dat is nooit gebeurd.”

Na de Bevrijding hoopte Mimi’s moeder tevergeefs dat zij zou terugkeren naar Nederland. „Ze was gek op het leven in de Verenigde Staten”, zegt Anne. „Ze hield van de vrijheid, de mogelijkheden en hoe ze hier onafhankelijk haar eigen leven kon vormgeven. Dat was in Nederland waarschijnlijk niet gelukt.”

Mimi had nog meerdere banen als secretaresse, bij onder meer de Wereldbank, en als advertentiemanager bij de lokale krant Milford Gazette. Na haar pensionering in 1988 bleef ze actief in het gemeenschapsleven, onder meer voor haar kerk en voor pro-abortusorganisatie Planned Parenthood.

Een natuurkracht, een force of nature, zo omschrijft Anne haar moeder. „Ze was heel sociaal en gek op mensen, zelfs na haar negentigste maakte ze nog nieuwe vrienden. Wie doet dat op die leeftijd?” Toch verbaast het haar niet echt. „Ze had wat te vertellen, het was leuk om met haar te zijn.”

Annes ouders hadden een gelukkig huwelijk dat 63 jaar duurde, tot Jans dood in 2017. „Mijn vader leerde al gauw dat hij niet op kon tegen zo’n sterke vrouw als mijn moeder”, zegt Anne. „Ik weet zeker dat het die kracht is waardoor ze de honderd heeft gehaald.”

Zomerhuisje

Toen de coronapandemie uitbrak was Mimi net 96 geworden. Inmiddels woonde ze, zelfstandig weliswaar, in een serviceflat, waar ze twee records op haar naam had staan: ze was de oudste bewoner én liep het snelst met de rollator. Anne ontving een telefoontje: of ze haar moeder kon komen ophalen vanwege het besmettingsgevaar. Moeder en dochter vertrokken samen naar hun zomerhuisje in Maine, waar ze een vol jaar bleven. „Het was een niet makkelijk, maar wel een gelukkig jaar voor ons beiden”, zegt Anne.

Uiteindelijk moest Mimi terug naar het bejaardentehuis, naar een zorgafdeling. Haar ogen en oren lieten haar in de steek. „Dat was zwaar voor haar, ze was erg gehecht aan haar onafhankelijkheid”, zegt haar dochter.

Een week voor haar honderdste verjaardag kreeg Mimi een hartaanval. „Op haar verjaardag liep ze nog triomfantelijk door de gang van het ziekenhuis”, weet Anne nog goed. „De dag erna liep ze nog een klein stukje.” Daarna is ze niet meer uit bed gekomen. „Als de wind uit de richting van Canada komt, kleurt de zee diep donkerblauw”, vertelt haar dochter. „Als de zon dan glinsteringen op het water veroorzaakte, vond ze dat zó mooi. Op precies zo’n dag is ze overleden.”

Een versie van dit artikel verscheen ook in de krant van 6 april 2024.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in