Terug naar de krant

De banaliteit van het kwaad gaat even niet op

Leeslijst column Michel Krielaars
Leeslijst

Als het over de film The Zone of Interest gaat, heeft iedereen het ineens weer over ‘de banaliteit van het kwaad’. Alsof Rudolf Höss, de commandant van Auschwitz die in de film met zijn gezin een idyllisch bestaan naast het kamp leidt, in de eerste plaats een volgzame bureaucraat was. Als je zijn autobiografie Kommandant in Auschwitz leest, die hij kort voor zijn executie in 1947 schreef, zou je dat inderdaad denken. Wroeging kent hij niet. Zelfs zijn zakelijke beschrijving van het vergassen van Joden, Polen en Roma klinkt alsof je een oud-minister hoort tijdens de parlementaire enquête over de aardgaswinning in Groningen. Even nuchter doet Höss verslag van zijn tijd als 15-jarige vrijwillige frontsoldaat in de Eerste Wereldoorlog, als lid van een Vrijkorps in de Baltische landen in 1919, als jonge nazi die in 1923 een moord pleegt, als SS’er die vanaf 1934 in Dachau en Sachsenhausen met de knuppel zwaait en tot slot als baas van Auschwitz, dat hij ontwikkelt tot een modelvernietigingskamp annex industrieel complex.

Bij zo’n opsomming verdampt die ‘banaliteit van het kwaad’ onmiddellijk en verandert Höss in een fanatieke moordenaar en sadist voor wie geweld het enige is dat er toe doet. De oorsprong van zijn gedrag vind je in de Pruisische autoritaire machtsverhoudingen, zoals Michael Haneke die genadeloos verbeeldde in zijn speelfilm Das Weisse Band.

De film The Zone of Interest is gebaseerd op de gelijknamige roman van Martin Amis. En eerlijk gezegd krijg je uit dat boek een veel beter beeld van de mens Höss, die in de roman Paul Doll heet. Want waar regisseur Jonathan Glazer de roman heeft uitgekleed om van de Hössjes gevoelloze, kleinburgerlijke onmensen te maken die in Auschwitz als koningen leven, zet Amis ze als gargantueske rouwdouwers neer. Zijn roman leest daardoor als een zwarte, absurdistische komedie, waarin de knechten van Doll je doen denken aan de Lullo’s uit Jiskefet. Gewetenloos zuipen, neuken en moorden ze er in hun wetteloze wereld op los. Hoogstens hebben ze er moeite mee als er een grote ‘lading’ in hun kamp aankomt, die ze niet aankunnen. Dan moet de commandant eraan te pas komen, want die houdt van aanpakken. Zoals hij ook doet als hij in 1944 een half miljoen Hongaarse Joden moet ‘verwerken’, een record.

Op een zeker moment laat Amis de Joodse gevangene Szmul, een van zijn drie vertellers, zeggen dat Doll stapelgek is en de nazi’s hun ziel hebben vermoord. Dat laatste kan Doll niets schelen. ‘Het nationaal-socialisme is logica’, zegt hij. De Endlösung wordt niet voor niets geleid door tientallen Herr Doktors.

Anders dan in de film geeft Amis de kampcommandant menselijkheid mee. Dat blijkt als Doll ontdekt dat zijn vrouw een verhouding heeft met de officier Angelus Thomsen. Zijn almacht wordt erdoor ondermijnd. Van liefde voor zijn vrouw is geen sprake. In een huiveringwekkende scène geeft Doll nu aan Szmul opdracht om haar te vermoorden.

In zijn nawoord haalt Martin Amis Primo Levi aan. In Is dit een mens zegt deze dat in Auschwitz geen ‘waarom’ bestond. Er zat geen rationaliteit in de nazi’s, maar wel een haat die gewone mensen vreemd is. Vandaar die dode ziel. Vandaar ook dat de roman van Amis meer zegt over het wezen van het kwaad dan de film van Glazer.

Een versie van dit artikel verscheen ook in de krant van 16 februari 2024.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in