Terug naar de krant

Met humor beschrijft Helga Schubert haar onverwoestbare liefde voor haar demente man

Leeslijst column Michel Krielaars
Leeslijst

Zo’n twee jaar geleden las ik Helga Schuberts herinneringen aan haar leven in de DDR. Dat boek, in vertaling Altijd weer opstaan. Een Duitse geschiedenis geheten, is met zoveel humor en relativering geschreven dat de socialistische dictatuur er iets knulligs door krijgt. En dat terwijl Schubert (Berlijn, 1940) vanwege haar kritische werk veertien jaar lang door de Stasi in de gaten werd gehouden. Toch kon ze verder gewoon haar gang gaan, omdat ze ‘goed gedrag’ vertoonde en haar boeken in West-Duitsland geprezen werden, waardoor de DDR met haar kon pronken.

Die humor is er vooral als ze het over haar zieke, veertien jaar oudere man heeft. Met hem woont ze op het Mecklenburgse platteland, waar ze een idyllisch bestaan leidt zoals menige schrijver dat zich zou wensen. Over haar leven met die man, die inmiddels 93, dement en hulpbehoevend is, heeft ze nu Dag voor dag. Een getijdenboek van de liefde gepubliceerd. Opnieuw vertelt Schubert hierin de akeligste dingen met een glimlach, waardoor alles wat zwaar is licht wordt. Algauw merk je dat hun liefde het geheim van haar kracht is. Na achtenvijftig jaar intensief samen te zijn geweest vreest ze dan ook de dag waarop hij er echt niet meer is. Hun sterke band blijkt alleen al uit een zin als: ‘Er was zo veel meer saamhorigheid en aantrekkingskracht dan door seks met elkaar te hebben, ja, dat wilde ik de hele dag en hij ook.’

Schubert noemt haar man ‘Derden’. Het is een verzonnen naam, die slaat op de ‘onzichtbare persoon’ die hij sinds zijn dementie met zich meedraagt. Soms weet hij door zijn ziekte niet eens meer wie zij is. Het beangstigt haar, omdat ze op zo’n moment beseft dat ze op een dag alleen nog maar ‘een uitwisselbare hulp’ voor hem zal zijn: ‘Niet langer de enige,de onverwisselbare geliefde.’

Gelukkig is er nog een tussenvorm. Zoals de keer dat hij meent dat er een imitatie van haar bij hem op bezoek komt: ‘Ze schrijft boeken en leest daaruit voor.’ Zodra ze hem uitlegt dat zij diegene is en niemand anders, kijkt hij haar medelijdend aan en zegt: ‘En jij draagt dat allemaal?’ Juist zulke woorden bieden troost, omdat er weer even sprake is van die vroegere saamhorigheid.

Hun langdurige liefde begint als Schubert psychologie wil gaan studeren en toelatingsexamen bij Derden doet. De veertien jaar oudere universitair docent is woest aantrekkelijk, maar ook hoogmoedig en getrouwd. Na drie jaar krijgen ze een verhouding. Derden vindt het prima zo met zijn leuke gezin en een jonge maîtresse. Maar uiteindelijk dwingt Schubert hem door middel van een woningruil toch tot een keuze.

Op zijn 59ste moet Derden, inmiddels hoogleraar klinische psychologie, op doktersadvies ontslag nemen. Zijn traumatische oorlogservaringen spelen daarbij een rol. Hij gaat schilderen en produceert het ene landschap na het andere. Totdat het leven hem ontglipt. Schubert kan er soms hard om huilen. Zo schrijft ze: ‘Als ik medelijden met Derden heb, is het verdriet zacht. En soms huil ik om ons beiden.’ En toch heeft ze ook plezier. Zoals op de dag waarop het radionieuws per abuis Derdens dood heeft gemeld en de buren haar hun rouw willen betuigen, totdat ze Derden op de fiets door het dorp zien rijden. En dan is er ook nog de troost van het duet Nachtgesang van Franz Schubert, gezongen door Peter Schreier en Edda Moser. Het begint met Liebe ist ein süsses Licht. Zo is het en niet anders.

Een versie van dit artikel verscheen ook in de krant van 12 januari 2024.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in