Terug naar de krant

John Helstone (1944-2023): violist met een fabelachtige strijkarm

Leeslijst rubriek

De laatste bladzijde John Helstone had het talent van een solist, maar voelde zich thuis bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest.

Leeslijst

Niet veel mensen kenden zijn naam, en zo leek hij het ook te willen. Hij was te bescheiden om beroemd te worden. Toch was John Helstone (1944-2023) een vioolgrootmeester die ruim dertig jaar op het hoogste niveau in Nederland gespeeld heeft. Wie tussen 1975 en 2005 naar het Rotterdams Philharmonisch Orkest ging, heeft hem absoluut zien zitten: plaatsvervangend concertmeester, de enige zwarte musicus in een nagenoeg wit orkest.

‘Johnny’ speelde viool sinds zijn achtste. „Ik vond het heerlijk. Het was gewoon een spelletje voor me”, zei hij in een interview in het AD in 1969.

Vriendin Henna Polak (84) weet het moment dat ze hem voor het eerst zag spelen nog goed. Zij was 17, „en hij was 11, in Paramaribo. Hij speelde zo gevoelig, zo zuiver voor een jongetje van 11. Ik was tot tranen geroerd. Hij was destijds echt al de leider van het jeugdorkest daar.”

Maar hij genoot niet van zijn leven in zijn geboortestad Paramaribo, zou hij haar veel later vertellen. „Hij was een donker jongetje in de koloniale tijd. Hij werd vreselijk gediscrimineerd door zijn lichtere collega’s, die niet konden uitstaan dat hij zo goed was. En zijn buren vonden het vreselijk dat hij en zijn broer, die cello speelde, de hele dag repeteerden. Hij werd gepest en nageroepen. Dat heeft John allemaal moeten meemaken. Daardoor werd hij een gesloten jongetje. Hij was heel blij toen hij die beurs kreeg om in Nederland te gaan studeren.”

Helstone studeerde bij violist Jo Juda op het Conservatorium van Amsterdam af met een Prix d’Excellence. Na finalist te zijn geweest in het Oskar Back-concours, de belangrijkste Nederlandse wedstrijd voor jong viooltalent, van 1969 (die hij niet won, volgens de verslaggevers van de Volkskrant en het AD destijds een discutabele uitslag), ging hij naar New York om verder te studeren aan Juilliard.

Toen het Rotterdams Philharmonisch Orkest daar in 1975 op tournee was en een proefspel organiseerde, deed Helstone een poging. Edo de Waart, destijds chef-dirigent van het orkest, riep de andere orkestleden uit het zwembad. „Jullie moeten nú komen luisteren, er zit hier iemand auditie te doen, zo ongelofelijk perfect, dat heb je nog nooit meegemaakt”, zou De Waart gezegd hebben. Een „aardige vent” was hij bovendien, dat schreef De Waart dat jaar in NRC.

Snel en licht

Het was Stephen Tjon (54), oud-leerling van Helstone, die de anekdote memoreerde op de begrafenis: „Over muziek praten, muziek analyseren, en spelen; alles waar elke violist moeite mee heeft, leek hem zo makkelijk af te gaan.” Op oude video’s van het Rotterdams Philharmonisch Orkest valt Helstone inderdaad op: zijn strijktechniek is opvallend snel en licht. „John had een fabelachtige strijkarm. Hij vliegt met zijn stok, als een Formule 1-coureur die door de bocht scheurt, maar er toch perfect op blijft liggen.”

Noëmi Bodden, die in 1993 collega-eerste-violist bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest werd, herinnert zich dat ook. Ze bouwde een sterke band met hem op. „We kookten soms voor elkaar, en dan namen we de hele wereld door. Concerten vergeleek hij met een tenniswedstrijd. En dan niet het strijdgedeelte, maar de psychologie van de voorbereiding en het omgaan met tegenslagen. Ik had dat nooit gehoord, iemand die musiceren vergeleek met sport. John was intelligent. Hij sprak niet veel, maar als hij sprak, zei hij wijze dingen. Ik denk bij het vioolspelen nog vaak: ‘hoe zou John dit doen?’ Van sommige mensen hoef je geen les te hebben gehad om te weten wat diegene tegen je zou zeggen.”

John Helstone met violist Yannick Hiwat.
Foto Johan Janssen

Helstone was geen vaste docent aan het conservatorium. Wel gaf hij thuis in Hillegersberg privéles, volgens Polak alleen aan mensen die hij de moeite waard vond. Tjon gaf hij altvioolles, een instrument dat Helstone ook beheerste: „Hij was een integere, warme docent. Streng, maar niet vals of sadistisch, zoals andere muziekleraren dat kunnen zijn. Een probleem aanwijzen kunnen de meeste docenten wel, John kon ook feilloos de oorzaak vinden en ter plekke een oefening verzinnen om het op te lossen.”

Les gaf Helstone in een grote kamer waar hij ook yoga beoefende. „Vol muziekboeken en filosofieboeken. En schaakboeken natuurlijk. In zijn woonkamer stond altijd een schaakspel klaar.” Schaken was Helstones derde grote levensbezigheid, naast roken. Werd er in het Rotterdams Philharmonisch Orkest even niet gespeeld, dan zat Helstone met zijn medeviolist Lucian Mihailescu in de kantine te schaken. Hij bleef tot zijn dood lid van een schaakclub.

Muziekverzamelaar

John Helstone droeg de naam van zijn oudoom, de Surinaamse componist Johannes Nicolaas Helstone. Onder andere dat bracht hem ertoe fervent klassieke muziek van Surinaamse componisten te verzamelen. De zoon van Henna Polak, pianist Roderigo Robles de Medina (59), was een van de musici die Helstone op muziekavonden vroeg om die muziek te spelen. De Medina: „Hij nam dat uiterst serieus. Die muziek moest góéd worden uitgevoerd, hij vond het geen liflafjes voor amateurs.” Die regel liet Helstone ook gelden voor zichzelf. „Op den duur vond hij zichzelf niet goed genoeg. Het was voor hem het allerhoogste niveau, of niets.” Polak: „Ontdekken dat hij het niveau niet meer had, heeft hem veel pijn gedaan.”

Polak herinnert zich hoe goedlachs Helstone was, als ze samen Surinaamse films keken. Maar wie je ook over John Helstone spreekt, de typeringen die opkomen zijn: bescheiden, integer, zeer correct communicerend, heel benaderbaar. Bodden: „Niemand vond het gek dat hij geen afscheid wilde bij zijn pensioen. John wilde geen aandacht.” De Medina: „Maar zo gesloten als hij leek als mens, zo open was hij als hij viool speelde.”

Zelfs als docent was hij bescheiden, herinnert Tjon zich: „John vroeg 25 gulden voor een les, minder dan de helft van wat andere docenten vroegen. Mits je het kon betalen. Kon je dat niet, dan was minder ook goed. Er moest íéts tegenover staan vond hij, maar dat bedrag mocht een symbolische gulden zijn. Zo was hij. Hij had een ongelofelijk groot hart.”

Helstone had zonder twijfel genoeg talent voor een grote solocarrière. Zelfs vioollegende David Oistrach bewonderde hem eind jaren zestig om „zijn uitgesproken muzikaliteit, grote technische vermogens, innerlijke temperament en edele smaak”. Was het alleen zijn bescheidenheid die hem van een solistenbestaan afhield?

Tjon denkt dat zijn geschiedenis in Suriname en zijn kleur heeft meegespeeld: „Op een tour door Duitsland kreeg hij complimenten: ‘wat was het toch bijzónder dat iemand van uw kleur ónze klassieke muziek zo goed aanvoelt.’ Dat heeft hij altijd onthouden.” Bodden: „Het moest bij John over muziek gaan, en de innerlijke mens. Niet over uiterlijkheden.” Polak: „Hij is in Nederland gelukkig goed terechtgekomen. Hij was heel populair bij het Rotterdams Philharmonisch. Hij was een topper, echt waar. Suriname mag trots op hem zijn.”

Bescheiden bleef Helstone tot zijn laatste dag. De Medina: „Ik heb hem een dag voor zijn dood nog gesproken. Hij belde me op, vroeg hoe het ging, ‘nou prima, met jou?’ – ‘ja het gaat’, zei hij. Hij vertelde dat het Concertgebouw plannen heeft om eindelijk een opera van zijn oudoom, Het Pand der Goden, op te voeren. Iets wat John dolgraag wilde. We hadden het over de toekomst.” Een dag later overleed hij, op 6 april, 78 jaar oud. „Ik denk dat hij dat wist, toen hij belde.”

Een versie van dit artikel verscheen ook in de krant van 3 juni 2023.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in