Terug naar de krant

Het was alsof ik door honderd lieve handen werd opgetild en omhelsd

Leeslijst column Raoul de Jong
Leeslijst

Lang geleden, toen ik 23 was en nog tijd had om dagenlang op bed te liggen en te mijmeren over welke kant het op moest met mijn leven, las ik de biografie van de Amerikaanse dichter Allen Ginsberg. Op zijn 23ste was hij in een gesticht gesmeten, waar wijze, volwassen mensen hem met shocktherapie hadden geprobeerd te veranderen in een ‘normaal’ mens. Met succes: terug uit het gesticht was Allen heteroseksueel en nam hij genoegen met geestdodende baantjes. Tot hij op zijn 28ste een psycholoog bezocht die Allen vroeg wat Allen werkelijk zou willen.

Allen gaf het eerlijke antwoord: samenleven met een man, poëzie schrijven, over straat slenteren, en trouw zijn aan „that visionary thing in me”. Tot zijn verbazing zei de psycholoog: „Als dat is wat je echt wilt, wat stopt je dan in hemelsnaam?” Kort daarna las Allen in een zaaltje in San Francisco het gedicht voor waarmee hij wereldberoemd zou worden, Howl. Een aanklacht tegen de maatschappij die haar meest gevoelige en poëtische zielen vernietigt en voor gek verklaart. Het publiek in de zaal juichte hem toe en overspoelde hem met liefde.

Ik had jarenlang niet meer aan Allen gedacht tot ik afgelopen oktober, inmiddels 38, achter een microfoon stond, in een donker zaaltje in Zaandam dat was gevuld met jonge mensen. Die ochtend had ik de laatste versie van mijn Boekenweekessay ingeleverd. Aanvankelijk had het gevoeld alsof ik met die opdracht een kroontje kreeg opgezet. Niet alleen voor mezelf, maar ook voor de schrijvers die voor mij kwamen, die leken op mij en die in gevangenissen waren gestopt, waren getreiterd door geheime diensten, uitgelachen en zwartgemaakt en uit hun geboortelanden waren verbannen, vanwege het vertellen van hun waarheid. Ik wilde mensen vertellen waarom het in hun eigen voordeel zou zijn om iets van deze schrijvers te leren en over de misverstanden waar je mee te maken krijgt als je over deze schrijvers vertelt. Maar van het essay zouden honderdduizend exemplaren worden gedrukt en honderdduizend onbekende mensen zijn eng. Op het allerlaatste moment had ik een enorm stuk uit de tekst gewist, waarvan ik vreesde dat Nederland het te raar of te boos zou vinden. Maar nu ik de zaal inkeek, begreep ik dat in dat stuk nou juist stond wat ik tegen deze jonge mensen moest zeggen. Dus las ik het voor.

Het was alsof ik werd opgetild, omhelsd, alsof ik door honderd lieve handen het kroontje kreeg teruggezet dat ik had afgeworpen door mezelf te censureren.

Het is moeilijk om te omschrijven wat er vervolgens gebeurde. Ik herinner me alleen nog het gevoel: het was alsof ik werd opgetild, omhelsd, alsof ik door honderd lieve handen het kroontje kreeg teruggezet dat ik had afgeworpen door mezelf te censureren. Ik dacht aan Allen, die op zijn 38ste, door honderdduizend Tsjechische studenten als een koning door de straten van Praag werd gedragen. Ik snapte waarom ze dat hadden gedaan: door Allen, de dichter, tot een koning te verheffen, eerden ze ook de dichter in zichzelf. Ze wilden leven in een wereld waarin dichters konden winnen.

De volgende dag heb ik met mijn kroontje op vijf telefoontjes gepleegd, met succes: vanaf 10 maart ligt mijn Boekenweekessay in alle Nederlandse boekenwinkels en het gewiste hoofdstuk is het hoofdstuk waarmee het essay begint. Met dank aan koning Allen Ginsberg dus en de lieve jonge mensen die mij op het juiste moment herinnerden aan wat ook alweer het punt is van het hebben van een stem.

Een versie van dit artikel verscheen ook in de krant van 4 maart 2023.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in