Terug naar de krant

Kabinet wekt indruk deze excuses niet te hebben doordacht

Leeslijst commentaar

Slavernij-excuses

Leeslijst

Het aanbieden van excuses is een kunst op zich. Een kunst die, zoals het er nu uitziet, het kabinet – ondanks eerdere aangeboden excuses voor kleine en grote zaken – niet lijkt te beheersen. Want na het uitlekken, via de NOS afgelopen vrijdag, dat acht bewindslieden op acht plekken tegelijk op 19 december excuses zouden aanbieden voor de rol van de Staat der Nederlanden bij de slavenhandel, ontstond vooral verwarring en vervolgens irritatie. Het lijkt erop dat degenen aan wie de excuses worden aangeboden – inwoners van de voormalige koloniën – niet betrokken waren bij timing noch bij wát er dan gezegd zal en moet worden. Het kabinet wil sindsdien niet meer zeggen wat er half december staat te gebeuren. Behalve dan dat er een reactie komt op het rapport van de Dialooggroep Slavernijverleden, waarin wordt geadviseerd om excuses aan te bieden, en dat „daarbij ook betrokkenheid van de eilanden en Suriname is”.

Excuses maken is nooit, en voor niemand, makkelijk. Zeker niet voor een land dat een historisch onrecht recht wil zetten. Er moet spijt betuigd, maar bestuurders moeten wel de financiële of politieke consequenties daarvan inschatten. Er moet sorry gezegd, maar niet op een manier waardoor huidige generaties zich aangevallen, gepasseerd of miskend voelen, en wrok gaan of blijven koesteren.

En tegelijkertijd is een excuus alleen een excuus als het oprecht is. Als wordt erkend dat het verleden slachtoffers heeft gemaakt. Als het een keerpunt betekent: dit nooit meer.

Dat kan. De manier waarop de Duitse bondskanselier Willy Brandt 52 jaar geleden knielde voor het Monument voor de Helden van het getto van Warschau, waar een half miljoen Joden verbleven van wie de meerderheid de oorlog niet zou overleven, staat in geheugens gegrift. Voor excuses zijn soms geen woorden nodig.

Zo indrukwekkend was een Nederlands mea culpa voor misstanden uit het verleden nooit. De tekst die de koning uitsprak in 2020 in Indonesië voor „de geweldsontsporingen van Nederlandse zijde” na de Tweede Wereldoorlog was slim geformuleerd, maar knullig uitgevoerd. Zoals ook de uitvoering van de excuses aan de Dutchbat-veteranen en vervolgens aan de nabestaanden van Srebrenica eerder dit jaar beter had gekund.

Lees ook De Nederlandse regering zegt steeds vaker ‘sorry’. Daarbij wordt niks aan het toeval overgelaten
De West-Duitse bondskanselier Willy Brandt knielt in 1970 in Warschau voor een Joods monument.

Daarvan had geleerd kunnen worden. Het is bovendien niet zo dat de discussie over het Nederlandse slavernijverleden pas net is begonnen, noch dat de beweging naar excuses toe net is ingezet. In 2001 sprak toenmalig minister van Integratie Roger van Boxtel over „diepe spijt over slavernij en slavenhandel”. Dat werd in 2013, uitgesproken door toenmalig vicepremier Lodewijk Asscher, „diepe spijt en berouw over hoe Nederland is omgegaan met de menselijke waardigheid”. Excuses van staatswege kunnen alleen maar de volgende stap zijn, een aanloop zat al dit jaar in de Troonrede.

Dat het kabinet nu de indruk wekt ondoordacht te werk te zijn gegaan getuigt niet van erkenning van alle gevoeligheden. Juist omdat het gaat om een verleden dat doorwerkt in de verhoudingen tussen zwart en wit, tussen voormalige koloniën en de voormalige kolonisator, is dat pijnlijk. Niet alleen woordkeuze doet ertoe, maar ook de manier waarop wordt omgegaan met degene voor wie de excuses zijn bedoeld.

Nu lijkt het erop dat excuses moeten worden aangeboden voor de manier waarop de excuses zouden worden aangeboden. Dat kan nooit de bedoeling zijn geweest.

Een versie van dit artikel verscheen ook in de krant van 30 november 2022.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in