Terug naar de krant

Piet Boon: ‘Ik wil een zessterren-hotel in kunnen lopen voor koffie en een krantje’

Leeslijst interview

Interview | Piet Boon Pietje mooi, werd hij als kind door zijn moeder genoemd. Een interview met Piet Boon (64), de aannemer en interieurontwerper die Nederland leerde houden van natuurtinten, in staal gezette deuren, het kookeiland en het los in de ruimte staande bad. Hij richt nu een zessterren-hotel aan de Keizersgracht in Amsterdam in. Piet Boon heeft een hekel aan donkere toiletten.

Leeslijst

Het kookeiland. De loungebank. De gietvloer. Of de eikenhouten vloer, visgraat. De los in de ruimte staande badkuip. De in staal gevatte glazen deuren. De meterslange tafels. De kleuren van kiezelsteen en zand, van aarde en hout, van ijzer, koper en brons. Piet Boon, van Studio Piet Boon, zestig man en vrouw personeel, ontwerpt huizen en richt ze in, met meubelen uit zijn eigen collectie of die hij op maat laat maken. Hij doet dat zo succesvol dat je zijn ideeën en spullen overal terugziet, origineel of nagemaakt. Zoals Jan des Bouvrie de mensen leerde om van wit en strak te houden, zo leert Piet Boon ze nu dat alles simpel, solide en puur natuur moet zijn, of in elk geval die schijn moet wekken. Hotels inrichten doet hij ook. Het Rosewood Hotel Amsterdam bijvoorbeeld, in het voormalige Paleis van Justitie op de Prinsengracht. Zes sterren, 134 kamers van minimaal 45 vierkante meter.

We hebben afgesproken in restaurant Domenica op de Noordermarkt in Amsterdam. Zijn voorstel. Toscanini of Domenica moest het zijn, beide Italiaans en zo populair dat je weken van tevoren moet boeken, ook voor een lunch op een doordeweekse dag. Daar zitten we dan, op het terras, in de schaduw van de Noorderkerk (1623), waar ’s zondags Gereformeerde Bonders samenkomen voor de dienst van Woord en gebed. Hij draagt een perfect gestreken wit overhemd op een vale spijkerbroek, zwart horloge om zijn pols en sneakers aan zijn sokloze voeten. Hij vertelt over zijn jeugd, maar alleen omdat ik ernaar vraag. Uit zichzelf zou hij er, vermoed ik, niet snel over beginnen. Waarom over het verleden praten? Telkens keert hij terug naar het hier en nu, naar het eten op zijn bord, naar de wijn in zijn glas, naar de gerant met wie hij beste vrienden lijkt te zijn. Hij zit er vrolijk bij te lachen.

Zijn jeugd dus. Geboren in Koog aan de Zaan, 1958, opgegroeid in Zaandam, vader hoofd inkoop bij een groot bouwbedrijf, moeder huisvrouw. Zij was een boerendochter en wist wat werken was. „Ze was altijd bezig.”

Waarmee?

„Geen idee. Mij in het gareel houden. Ik was lastig, kloten met brommertjes weet je wel, stiekem roken, achter de meiden aan. Moest ik om 12 uur thuis zijn, was ik er om 1 uur, want alle andere jongens hoefden pas om 1 uur thuis te zijn.”

En dan zat ze je op te wachten?

„Nee hoor. Ze kwam ’s morgens om 7 uur mijn kamer binnen en trok de gordijnen open. ‘Bij nacht de man, bij dag de man. Ga je vader helpen, hij is in de garage.’ Kwam ik daar, zei hij: ‘Ben je nou al uit bed?’ Haha. Godverdorie.”

Je deed dus wel wat ze zei.

„Ja, natuurlijk. Ik ging echt niet tegen haar in. Ik wilde haar ook niet kwetsen.”

Twee broers, Aad en Rein, hij is de middelste. De oudste ging naar de hbs, de jongste deed vwo, Piet zat op de havo. Daar werd hij weggestuurd en zo werd het de mavo, en toen de mts. Hij haalde zijn aannemersdiploma en begon voor zichzelf. „Mijn geluk was dat ik steeds de goeie mensen tegenkwam. Ken je Ronnie Goené? Hij was tandarts en hij was ook implantoloog en parodontoloog, heel bekend, vorige week is hij overleden, op zijn tweeënzeventigste. Hij had nierkanker. Ik heb net mijn speech geschreven voor zijn afscheid. Wat wilde ik nou zeggen? Ronnie Goené was degene die me pushte om mijn eigen bedrijf te beginnen. Hij had een pand aan de Keizersgracht en dat ging ik voor hem verbouwen. Ik deed klussen in zijn groepspraktijk in Zaandam. Hij nam me voor twintig uur per week in dienst zodat ik verzekerd was. Hij en zijn vrouw namen me in de jaren tachtig al mee naar Bonaire, waar ze een tweede huis hadden. Zo ben ik ook op Bonaire terechtgekomen. Ik heb daar uiteindelijk vijfentwintig villa’s gebouwd.”

Restaurant The Jane, Antwerpen (2014)
Foto Peter-Paul de Meijer

Wat zag hij in je?

„Gewoon, een vriend die hij wilde helpen. Hij was de tacticus op het schip, de man die over de koers nadenkt.”

Op zijn vierentwintigste trouwde Piet Boon met Karin Meyn. „Ze komt uit een gezin met veertien kinderen, zij wist ook wat werken was. Ze ging bij mij de boekhouding en de administratie doen en toen werd het allemaal wat serieuzer.” Karin was goed in financiën en bleek ook ‘het oog’ te hebben, zoals hij het noemt. „Een geweldige smaak, precies weten hoe iets eruit moet zien. Ze zet de dingen neer zoals zij het goed vindt en dan ís het ook goed. Mijn handschrift was er toen al, in alles wat we maakten, maar zij heeft het in de loop der jaren verdiept en verfijnd.”

Jullie hebben die stalen frames bedacht?

„Stalen frames in het algemeen? Dat denk ik niet, die worden al heel lang toegepast. We hebben wel ons eigen frame ontworpen.”

Twee kinderen, een jongen en een meisje, Koen en Puck. Na dertig jaar scheidden ze, maar ze bleven samen eigenaar van de zaak, ieder voor de helft. „Karin is op dit moment in Aspen”, zegt hij, blij dat hij het weer over het hier en nu kan hebben. Aspen is een super-de-luxe skioord in Colorado, Verenigde Staten. „We hebben daar een supermodern skihuis ontworpen en dat is ze aan het fotograferen voor een koffietafelboek, 40 jaar Piet Boon. We hebben ook een chalet in Verbier gebouwd, in Zwitserland, en dan zie je: totaal andere architectuur, totaal andere filosofie.”

De filosofie van wie?

„Goeie vraag.” Hij denkt na. „We hebben designers uit de hele wereld in dienst en die hebben allemaal hun ideeën, maar uiteindelijk zitten we op zo’n paadje.” Hij brengt zijn handen dicht bij elkaar, zo smal is dat pad. „Wat we maken moet lang meegaan, het moet sustainable zijn en comfortabel, het moet blenden met de omgeving, het liefst verdwijnen. Het moet mooi verouderen. Het skihuis in Aspen staat in zijn eentje in de sneeuw, en ’s zomers in het gras, dus is het heel minimalistisch, met heel veel glas. Het chalet in Verbier is helemaal van hout, precies wat je daar verwacht. Geen architectuur van ‘kijk mij eens’. Ik hou ervan als een gebouw geen aandacht trekt. Heb ik met kleding ook. Voor mij geen Versace. Jij kan een pak met een tijgerprint aantrekken, dat is één keer leuk. De week erna? Heb je haar weer in haar tijgerpak.”

Hebben je klanten iets te zeggen over wat jullie maken?

„Ja, natuurlijk. We richten nu een Baccarat Hotel in Saoedi-Arabië in, daar willen ze twaalf lagen gordijnen, zou ik zelf nooit doen. Ik bepaal niet hoe jouw huis eruitziet, dat doe jij. Maar voor we beginnen ga ik jou zo goed mogelijk interviewen. Wil je groter wonen? Kleiner? Hoe is je leven? Zeg jij groter, vraag ik hoezo? Jij op jouw leeftijd, je moet juist kleiner gaan wonen. Dus ik adviseer je wel. Ik zeg ook: ga naar Instagram of Pinterest, laat me zien wat je mooi vindt, maak een moodboard. En dan gaan wij het vertalen.”

Foto Gaelle Le Boulicaut
Foto Stefan Ammerlaan
Beach Villa die Studio Piet Boon bouwde op Bonaire (2019) en bijzettafel Hero (2014)
Foto’s Gaelle Le Boulicaut, Stefan Ammerlaan

En wordt het een Piet Boonhuis.

„Ja, maar dat komt…” Hij denkt weer even na. „Wij zorgen ervoor dat het niet te druk wordt, niet te vol, dat de zichtlijnen kloppen, dat er mooie kunst hangt. En waar heb je nog een aparte eetkamer en keuken voor nodig? Formal dining, dat is toch helemaal uit? Of heb je soms een chef in dienst die voor jou staat te koken? Een grote open keuken met het fornuis in het midden, hoe leuk is dat. Koken, kletsen, glas wijn erbij.”

En de kleuren?

„We zijn herkenbaar aan de kleuren die we gebruiken dus ja, die ga je terugzien. Ik heb nu trouwens een pleisterverf voor op je muren en die is zo mooi. We hebben er twee jaar over gedaan om die te ontwikkelen, met een kleurendokter uit Antwerpen. Ik had iets in mijn hoofd hè, iets dat ik had gezien in Spanje, en ook in Joegoslavië, die oude grijze muren met dat patina erop, je kunt het bijna niet namaken, het was een hel, en nu is het toch gelukt. Je kunt hem er gewoon zelf opsmeren, met een blokkwast of een spatel, hij is heel krijterig, en het is briljant.”

En duur.

„Wat is duur? Met een bank van ons krijg je kwaliteit, hij gaat langer dan vijf jaar mee en je hoeft hem niet elke dag op te schudden. Al bestaan er ook banken van 20.000 euro die je alsnog elke dag moet opschudden. Ingezakte kussen, ik vind dat zo armoedig. Net een besla pen bed.”

Ik kan geen onopgemaakt bed zien. Waardeloos. Wat een rotgezicht

Wat is er mis met een beslapen bed?

„Niet esthetisch. Ik maak altijd meteen mijn bed op als ik opsta. Ik kan niet uit de badkamer komen en dan dat onopgemaakte bed zien. Waardeloos. Wat een rotgezicht. Gisteren was ik in Barcelona voor een klant en daar trek ik dus ook voor ik wegga het bed even strak.”

In het hotel?

Hij lacht. „Ja.”

En je maakt met een handdoek de badkamer even droog?

„Zeker. Ik heb dat dus heel erg. Maar het is niet zo dat ik thuis alles doe, want Charlotte” – zijn vrouw nu – „is vaak net wat sneller dan ik.”

Wat ligt er op je bed?

„Van dat heel zachte katoen, wit. Alles is wit, en licht en dun. Ik hou van licht en dun. In het dekbed zit het zachtste en lichtste dons dat er is. Ik hou van mijn bed. Ik lig er veel in.”

Ook overdag?

„Nee. Hoewel, ik heb heel veel last van hoofdpijn, echt heel veel. Dus in het weekend ga ik weleens een uurtje liggen. Na zo’n reis als gisteren, naar Barcelona, ik kom thuis en ga meteen naar bed. O, man, wat is dat lekker.”

Foto Wendelien Daan

Hoe laat ga je slapen?

„Normaal lig ik er om tien uur in, gisteravond was het wat later. Nee, ik lees niet in bed, maar ik lees wel, vooral thrillers. Een paar jaar geleden heb ik dat boek van Ilja Leonard Pfeijffer gelezen, Grand Hotel Europa. Heerlijk boek.”

Zette het je aan het denken? Zo vrolijk is zijn boodschap niet.

„Over toerisme, toch? Ja, ja, daar heb ik toen wel over nagedacht. Verder kijk ik heel veel sport, ik zit op al die betaalzenders. En Netflix natuurlijk, dat kijk ik ook, vooral als ik in het vliegtuig zit.”

Waar komt die hoofdpijn vandaan?

„Dat weet niemand. Ik had het als jongen al en mijn moeder had het ook. Ze is overal met me geweest, bij alle dokters, en ik heb alles geprobeerd, niets helpt. Dus slik ik elke dag pijnstillers en verder probeer ik er niet aan te denken. Soms sta ik op met hoofdpijn en ga ik met hoofdpijn sporten, en soms is het daarna opeens even weg. Zo lekker!”

Je gaat naar de sportschool?

„Voor de buikspieren, het rekken en strekken. Ik doe het met een heel goeie vriend, Maarten, en met onze personal trainer Abdel. Daardoor is elke oefening leuk. Terwijl het eigenlijk vreselijk is. Thuis heb ik een gym, met een grote televisie, maar in mijn eentje trainen vind ik saai. Verder heb ik een mountainbike, of eigenlijk heb ik er twee, allebei elektrisch, een Stromer en een Cannondale. Ik hou van topspul.”

Elektrisch?

„De vrienden met wie ik fiets lachen me uit, maar ik kan zo wel langer doorgaan, en harder, door de duinen, ongelooflijk mooi en leuk. En als ik thuiskom hoef ik niet urenlang bij te komen.”

Ik ben zeker tien jaar het vertrouwen in mijn lichaam kwijt geweest

In een eerder interview las ik dat je ernstig ziek bent geweest.

„Teelbalkanker, net als Sébastien Haller, de voetballer. Het is al twintig jaar geleden en ik ben zeker tien jaar het vertrouwen in mijn lichaam kwijt geweest. Je denkt elke keer dat het er weer is. Je denkt dat je je kinderen niet zal zien opgroeien. Godverdorie. Je bent bang dat je impotent wordt. Dat was niet zo, de artsen hadden me ook gezegd dat dat er niets mee te maken had. En het zat maar in één bal, dus onvruchtbaar ben ik niet geworden. Ze hadden er na de operatie een nepbal in kunnen zetten, maar de arts die me opereerde zei: waarom zou je dat willen?”

Je kreeg later een nieuwe vrouw.

„Charlotte heeft er niets van gemerkt hoor, in het begin. Ga je dat opschrijven?”

Hoe heb je haar leren kennen?

„Op een feestje. Het is altijd op een feestje. Terwijl ik helemaal niet zo vaak naar feestjes ga. Ja, naar die van familie en vrienden, maar niet naar van die vastgoedborrels. Als ik word uitgenodigd, denk ik: o, leuk. Als het erop aankomt, blijf ik liever thuis. Dit was een feestje van het Emma Kinderziekenhuis. We hadden kamers gemaakt voor ouders die afscheid moeten nemen van hun kind, en daar werd geld voor ingezameld tijdens een diner, met bedrijven die voor die avond een tafel hadden gekocht. Daar was Charlotte dus, tien jaar jonger dan ik. Ze werkt bij een Amerikaans bedrijf, haar Engels is geweldig, vind ik, veel beter dan het mijne. Ik heb nog weleens dat ik een mail krijg van een klant en dan lees ik alleen maar positieve dingen. Zeg ik: kijk eens hoe leuk, supergoeie reactie. Zegt zij: je moet beter tussen de regels lezen. Zij snapt al die nuances. We zijn nu tien jaar samen en het is nog net zo leuk als in het begin. Ze is mijn beste vriend.”

Waarom was je gescheiden?

„Het was 24 uur per etmaal het bedrijf. We praatten nergens anders over. Hé, kijk, dit is leuk.” Het hoofdgerecht – zeeduivel – komt op een Piet-Boonbord, wit met een opstaande rand.

Dat wist je niet, dat Domenica jouw borden heeft?

„Nee! Mooi hè. Vind je het mooi? Die donkere borden, die nu zo in zijn, vind ik helemaal niks. Net als een donker toilet, verschrikkelijk. Je weet nooit hoe schoon het is. Een chef kan zijn eten zoveel mooier opmaken op een simpel wit servies.”

Zij zei: als jij je oogleden laat doen, ga ik gelijk van je af

Hij laat een foto van Charlotte op zijn telefoon zien. „Geen botox, geen fillers. Vindt ze allemaal onzin. Ik zei een keer dat ik zo’n last had van die vellen boven mijn ogen. Zij zei meteen: als jij je oogleden laat doen, ga ik gelijk van je af.”

Je wilde het wel?

„Vanwege die hoofdpijn, hè. Iemand zei: misschien helpt het. Zonder Charlotte had ik het misschien wel gedaan. Hoewel, gisteren in het vliegtuig zag ik een man met een heel jong grietje en hij was hier” – hij wijst naar zijn wenkbrauwen – „helemaal strakgetrokken. Ik dacht: vent, wat zie jij er belachelijk uit. Ik zou ook nooit mijn haar verven. Ik vind dat zo ontzettend lelijk.”

Je bent een knappe man die mooi veroudert, dat maakt het misschien gemakkelijker om niets te doen?

„Ach, knap, knap. Mijn jongste broer, die is knap. Hij is ook langer dan ik, over de 2 meter. Ik ben 1 meter 93.” Hij laat foto’s van hem zien – hetzelfde haar, dezelfde tanden – en ook van zijn oudste broer. Die is kaal. „Dat komt doordat hij ziek is geweest. Geen kanker of zo, iets met zijn immuniteit, toen hij 25 was. Hij deed waterpolo, mijn jongste broer en ik deden dat trouwens ook, we speelden in het eerste van ZC Nereus, en toen begon het. Nu doen we kitesurfen. Mijn oudste broer en ik kunnen best behoorlijk kitesurfen, maar mijn jongste broer, die springt over alles en iedereen heen. Hij is ook gek van auto’s en boten. Als het maar snel is en naar benzine ruikt.”

Jij houdt ook van auto’s.

„Ik ben ook autogek, ja. Ik ben ambassadeur voor Landrover. Ik rij ook in een Landrover, de nieuwste Defender. Een enorm succes, die auto. Veel beter wordt het niet. Voor Porsche hebben we een limited edition gemaakt, een 911 Targa, gebaseerd op de Porsche van de Rijkspolitie vroeger.”

Studio Piet Boon ontwierp het chalet in Verbier (2022) en de inrichting ervan.
Foto Richard Powers

Ben je miljonair?

„Nee, maar in mijn hoofd wel. En ik heb een prachtig huis, in Oostzaan, met een tuin die is ontworpen door Piet Oudolf. Ik kan alles doen wat ik wil, veel reizen. Ik heb een leuk leven.”

Die hang naar esthetiek, wanneer begon die?

„Altijd gehad, als jongetje van acht al. Mijn moeder noemde me Pietje mooi. Op mijn zestiende ging ik een maand naar Noorwegen, werken op een boerderij. Ik kreeg een ongeluk, mijn voet kwam in een machine en ik kwam terug op van die stokken. Mijn moeder zag me al staan op de ferry en ze riep: wel mooie stokken!”

Hoe vond je het werken op de boerderij?

„Ik was nog nooit alleen met vakantie gegaan en toen zat ik daar opeens. Een vriend van me ging ook, het was zijn idee geweest, maar die zat dus 300 kilometer verderop. Zes uur ’s morgen op, tot zes uur ’s avonds werken, en dan ging ik naar beneden naar het dorp. Ik dacht dat je kon zwemmen in de fjorden, maar het water was veel te koud.”

Je had heimwee?

„Ik dacht: wat doe ik hier? Thuis had ik altijd veel plezier, en nu? Ik maakte wel vrienden, ik kreeg een vriendinnetje, maar toch. Ik was pas zestien.”

In Zaandam was je populair.

„Populair, populair, wat is populair?”

Je bent in elk geval vast nooit gepest.

„Nee, zeker niet. Maar ik was wel verlegen. Nog steeds. Sommige winkels – als er zo’n vent bij de deur staat die naar je kijkt, ga ik niet naar binnen. Daarom vind ik het ook zo belangrijk dat het Rosewood Hotel een gastvrije en vriendelijke uitstraling krijgt, dat je straks gewoon naar binnen kan lopen voor een kop koffie en een krantje. De receptie komt helemaal achterin. En overal komt kunst te hangen, van Nederlanders, grote meesters en ook van de nieuwe generatie.”

Hoe lang blijf je nog in de zaak?

„Tien jaar geleden hebben we al gezegd dat we van the person to brand gaan. Piet Boon is een merk geworden en als mens doe ik er steeds minder toe.”

Een versie van dit artikel verscheen ook in de krant van 1 oktober 2022.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in