Terug naar de krant

De gewildste vintage meubelen komen nu uit Brazilië

Leeslijst achtergrond

Vintage Braziliaans Pas kortgeleden werd de schoonheid van naoorlogs Braziliaans design ontdekt – mede dankzij handelaren in vintage meubels.

Leeslijst

Nog altijd staan interieurbladen en meubelzaken vol met het Amerikaanse mid-century modern van Ray en Charles Eames en de meubels van Scandinavische tijdgenoten als Arne Jacobsen, Finn Juhl en Hans Wegner. En terecht: het zijn wonderen van functionaliteit en ontwerpen van een tijdloze schoonheid. Maar ook koele kikkers.

Nee, dan de naoorlogse fauteuils van de Braziliaanse ontwerper Sérgio Rodrigues. Neem zijn Poltrona Mole (1957), een stoel met een robuust frame van massief, donkerbruin palissanderhout. Aan de dragende constructie hangt een van dikke repen leer gemaakt net waarin olifanteske leren kussens liggen die als een waterval over de armleuningen stromen. Een fauteuil als een hondenmand, een verbeelding van de relaxte Braziliaanse levensstijl. Een stoel ook die aansluit bij de huidige interieurtrend, waarin retro, warme kleuren, ronde vormen en natuurlijke materialen de toon zetten.

De rijkdom en verscheidenheid van het naoorlogse Braziliaanse meubeldesign is een recente ontdekking – vermoedelijk de laatste grote toevoeging aan de designgeschiedenis van de twintigste eeuw. Het afgelopen decennium verschenen pas de eerste gespecialiseerde monografieën. En na de designhistorici volgden de verzamelaars, enthousiast gemaakt door handelaren en veilinghuizen die vintage meubels uit Brazilië aanboden. Diverse bedrijven verzorgden de afgelopen jaren heruitgaven van oude ontwerpen en ook musea schonken aandacht aan het herontdekte design.

Poltrona Mole (Zachte fauteuil,1957). Ontwerp van Sérgio Rodrigues.
Foto Stefan Schmeling

Een ontwikkeling die tot tal van verrassingen leidde. Sérgio Rodrigues (1927-2014) genoot al enige bekendheid omdat sommige van zijn ontwerpen ook in de VS en Europa werden geproduceerd. En Oscar Niemeyer (1907-2012) had naam gemaakt als de architect van de belangrijkste gebouwen van Brasilia, de nieuwe Braziliaanse hoofdstad die in 1956 werd ontwikkeld. Maar wie kende de meubels van Joaquim Tenreiro, Lina Bo Bardi, José Zanine Caldas en Jorge Zalszupin, om een paar andere kopstukken van het Braziliaanse meubeldesign te noemen?

Gevlucht naar Brazilië

De Nederlandse film- en commercialregisseur Jelmar Hufen (41) behoorde tot de eersten in Europa die serieus interesse toonden in Braziliaans design. In de aanloop naar het wereldkampioenschap voetbal van 2014 filmde hij in Rio de Janeiro een commercial voor het biermerk Bavaria. Rio voelde als een adembenemende stad, herinnert Hufen zich de opnamen. Maar voor sightseeing had hij geen tijd; vier dagen pendelde hij tussen de filmset en zijn hotel. Hufen: „In het vliegtuig terug moest ik denken aan de modernistische gebouwen van Oscar Niemeyer en andere Braziliaanse architecten die ik graag had willen zien.”

De regisseur zat destijds in een moeilijke periode. Zijn vrouw was op 31-jarige leeftijd aan kanker overleden. Wat wilde hij verder met zijn leven? Hufen gooide het roer om en besloot zijn beroep te maken van wat tot dan toe een „prettige verslaving” was geweest: het verzamelen van vintage design. In Utrecht opende hij in 2015 de H. Gallery. Aanvankelijk verkocht hij daar de modernistische Scandinavische meubels die hij al jaren verzamelde. Maar niet lang na zijn eerste bezoek aan Rio ging hij zich ook specialiseren in design uit Brazilië.

Interieur van een woning in Itaipava, met meubels van Joaquim Tenreira, Jorge Zalszupin en anderen.
Foto André Nazareth

Zijn belangstelling voor het land begon met een vraag: hoe waren de modernistische Braziliaanse gebouwen eigenlijk gemeubileerd? Al lezend in online gevonden architectuurartikelen ging er een wereld voor hem open, zegt Hufen. „Ik ontdekte dat een flink aantal ontwerpers speciaal voor die nieuwe architectuur meubels heeft gemaakt en dat die bijzonder van kwaliteit zijn.”

De geschiedenis van het modernistische Braziliaanse design heeft stevige Europese wortels, leerde Hufen uit boeken en tijdschriften – met dank aan Google Translate. Voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog kwamen veel jonge Europese kunstenaars, architecten en meubelmakers naar Brazilië, op de vlucht voor de nazi’s of de armoede. De Verenigde Staten hield grenzen gesloten, Brazilië ontving hen met open armen.

De creatieve immigranten maakten zich de Braziliaanse cultuur eigen en combineerden die met hun eigen achtergrond. Zo gaf de Portugese meubelmaker Joaquim Tenreiro (1906-1992) met zijn enorme vakmanschap een heel eigen draai aan de Braziliaanse koloniale meubelstijl. De Pools-Joodse architect Jorge Zalszupin (1922-2020) opende in Sao Paulo een werkplaats waar hij pionierde met de semi-industriële productie van zelfontworpen meubels naar Europees en Amerikaans model. En de Italiaanse architect Lina Bo Bardi (1914-1992), een overtuigd communiste die architectuur opvatte als een politieke en sociale taak, ontwierp bij haar gebouwen in Brazilië meubels die door de materiaalkeuze en de eenvoud aansloten bij de lokale cultuur.

Veel jonge Europese architecten en meubelmakers vluchtten voor en tijdens WOII naar Brazilië

Een stimulans voor de ontwikkeling van het Braziliaanse design, vertelt Hufen, was het aantreden in 1956 van de linkspopulistische president Juscelino Kubitschek. Hij gaf opdracht voor het ontwerp van de nieuwe hoofdstad Brasilia en maakte een begin met de grootscheepse industrialisatie van het land. Hufen: „Architecten en meubelmakers beleefden gouden tijden. Voor de nieuwe overheidsgebouwen en de opkomende elite van het land konden zij aan de slag.” Met bijzondere resultaten als gevolg, zegt hij, wijzend naar Braziliaanse meubels in zijn showroom. „Deze houten eetkamerstoelen van Tenreiro uit 1960 zijn echt ambachtelijke meesterwerkjes. Zo verfijnd zie je het niet vaak.”

Meubeljacht

Toen Hufen in 2015 voor het eerst op meubeljacht ging in Brazilië, vroeg hij zijn broer mee. „Brazilië, had ik gelezen, is een namaakland. Je hebt werkplaatsen waar gewilde vintage meubels worden nagemaakt. Mijn broer heeft het hout- en meubileringscollege gevolgd. Zijn scherpe oog zou me kunnen helpen om echt van namaak te kunnen onderscheiden, hoopte ik.”

De broers maakten een rondreis van twee weken. Op een Braziliaanse advertentiesite had Hufen adressen van handelaren gevonden. Ook kreeg hij tips van een antiquair in Rio. De trip bracht de twee naar sloppenwijken van Rio waar ze niet uit hun taxi durfden te stappen. Hufen: „We maakten rare dingen mee. Een kleine handelaar had buiten onder een afdakje meubels staan die per stuk een Braziliaans halfjaarsalaris moesten kosten. Dat klopte voor mijn gevoel niet. In zijn slaapkamer had de man meubels die me wel echt oud leken.”

Op die eerste reis deed Hufen uiteindelijk alleen aankopen bij grotere galeries. Stoelen en een lamp van Tenreiro en een lounge chair van Zalszupin – in totaal twintig meubels, een halve container vol. Toen zijn vracht in Frankrijk was gearriveerd, appte de beheerder van de opslag een foto: ‘Is dit jouw zending?’

Namoradeira (Flirt, 1980). Uit protest tegen de vernietiging van de natuur in zijn land maakte architect José Zanine Caldas meubels van boomstronken uit platgebrande stukken regenwoud.
Foto Felipe Varanda

Hufen: „Het leek wel alsof ik een verzameling schroot had geïmporteerd. De meubels zouden in kratten worden verstuurd. Daarvoor had ik betaald. In plaats daarvan waren ze op een hoop gegooid en met krimpfolie omwikkeld. Daarbovenop waren andere spullen gestapeld. Bijna alles was beschadigd. Maar ik had een engeltje op mijn schouder: ik kon alles restaureren.”

Zijn eerste collectie Braziliaanse meubels zette de H. Gallery op de kaart bij een paar grote Amerikaanse interieurontwerpers. Zij raakten enthousiast over het aanbod op de galeriesite. De H. Gallery groeide in een paar jaar tijd uit naar een onderneming met vijftien werknemers. Hufen regisseert nu nog hooguit twee keer per jaar een reclamespot, „min of meer voor de lol”, zegt hij.

De galerie is gevestigd in een bedrijfsverzamelgebouw niet ver van Utrecht CS en is alleen op afspraak open. Van de omzet komt 98 procent uit het buitenland, het leeuwendeel van verzamelaars in de VS, die soms speciaal overkomen.

In Nederland zijn maar weinig grote designverzamelaars, zegt hij: „Vaak hoor ik: ‘Mooie stoel, wat kost ie? 6.000 euro!? Tjee, dat is duur.’ Voor functionele dingen geven Nederlanders niet snel geld uit.”

Hij heeft geluk gehad, zegt Hufen: „Met mijn belangstelling voor Braziliaans design liep ik voor de troepen uit. Ik zat in het eerste hupsje handelaren dat meubels aanbood. Dat ik een Braziliaanse vriendin kreeg verdiepte mijn belangstelling voor het land.”

Monsieur M.

Een paar Franse veilinghuizen zijn de afgelopen jaren begonnen met het organiseren van gespecialiseerde veilingen met Braziliaanse meubels. Het Parijse Artcurial bood in september bijvoorbeeld de ‘Collection de Monsieur M.’ aan, een verzameling van ruim vijftig meubels. Op basis van anonimiteit wil Meneer M. zijn verhaal wel vertellen.

Hij kwam af en toe in Brazilië en leerde de cultuur van het land een beetje kennen. Toen hij zijn eerste eigen woning wilde inrichten, moest hij denken aan een stoel van Oscar Niemeyer die indruk op hem had gemaakt. Hij schrok toen hij een gaaf vintage exemplaar te koop vond: de vraagprijs was een bedrag waarvoor hij vele maanden moest werken.

Niet veel later, bij zijn volgende bezoek aan Brazilië, zag hij tot zijn verbazing dat zo’n stoel daar een fractie kostte van de vraagprijs in Europa. Aanleiding voor hem om meubels te gaan importeren. Eerst op kleine schaal, maar al snel had hij een opslagruimte nodig. In een galerie en de klanten die zich zulke meubels kunnen permitteren, had hij geen trek. De geïmporteerde meubels via veilinghuizen aanbieden leek hem minder rompslomp.

De Cadeira três pés (Drie poten stoel), een ontwerp uit 1947 van Joaquim Tenreiro
Foto André Nazareth
Poltrona Tripé (Driepoot fauteuil, 1948). Ontwerp van Lina Bo Bardi.
Foto André Nazareth
De Cadeira três pés (ontwerp Joaquim Tenreiro) en de Poltrona Tripé (ontwerp Lina Bo Bardi)
Foto’s André Nazareth

In relatief korte tijd bouwde hij een netwerk op. Veel handelaren uit Europa en de VS struikelen volgens hem over de taalbarrière. Maar als je de weg weet, zegt hij, is handel met Brazilianen gemakkelijker dan je denkt. Inmiddels behoort hij tot de grootste Europese importeurs van vintage Braziliaans design.

De markt is levendig, in Brazilië zijn honderden leveranciers van oude meubels. Volgens Jelmar Hufen richten de meeste handelaren zich op het grote buitenland. Slechts een kleine Braziliaanse voorhoede toont volgens hem belangstelling voor het eigen erfgoed.

Dat de meubels zelfs in Brazilië nog relatief onbekend zijn, heeft een duidelijke oorzaak. Ondanks pogingen tot industriële productie is het modernistisch design goeddeels handwerk gebleven. Ze werden in kleine werkplaatsen in bescheiden series vervaardigd, soms zelfs als eenmalige stukken voor privé-woningen.

De militaire machtsovername in 1964 deed de rest. Twintig jaar zat het land min of meer op slot en was er weinig internationaal contact. Daarna duurde het dus nog eens decennia voordat het modernistische Braziliaanse design aan de vergetelheid werd ontrukt en de (internationale) lof kreeg die het volgens sommige designhistorici al zolang verdiende. Aric Chen, sinds een jaar directeur van het Nieuwe Instituut in Rotterdam, droeg daaraan bij. Hij publiceerde in 2016 Brazil Modern, een boek over de geschiedenis van het 20ste-eeuwse Braziliaanse meubeldesign. Hij prees het om zijn vindingrijkheid, gratie en eenvoud, die het nationale karakter van het land illustreren.

Nagemaakte gebruikssporen

Toen de vintage-importeur die anoniem wil blijven zeven jaar geleden begon, had hij nauwelijks kennis van Braziliaans design. Zijn opslag staat dan ook vol vergissingen: meubels die hij op foto kocht en die bij aankomst in Nederland vervalst bleken te zijn. Van fouten leer je, zegt hij. Schroefjes kunnen oud lijken, maar als hij ze uit een meubel schroeft, ziet hij dat ze gloednieuw zijn. Inmiddels zegt hij nagemaakte gebruikssporen te kunnen herkennen, ook op foto.

Etienne Feijns, eigenaar van Mass Modern Design in Roosendaal, zegt dat ook te kunnen. De vintage-handelaar reisde bijna drie jaar geleden voor het eerst naar Brazilië om oude meubels in te kopen. „Ik ging op de bonnefooi. Mijn enige contact was de zoon van een klant, die in Rio woonde. Hij zou me wat vintage handelaren aanwijzen.”

Tijdens zijn twee weken durende inkoopreis bezocht Feijns zo’n twaalf handelaren. Met sommige doet hij sindsdien zaken. Hij kwam ook bij malafide handelaren: „Winkels waarvan ik in eerste instantie dacht: ‘Wow, wat mooi.’ Maar als oude meubels er heel gelikt uitzien klopt het meestal niet. Het Braziliaanse klimaat is heftig. Oud metaal zonder roest, dat bestaat niet. En na tientallen jaren moet fineer door het vocht wel wat bobbelen.” Bij de handelaren waar hij inkoopt is het meestal een bende, zegt Feijns. „De meubels zien er zo oud en afgeleefd uit als je mag verwachten. En ze hebben nog de originele stoffering.”

vintage-handelaarEtienne Feijns Als oude meubels er te gelikt uitzien klopt het meestal niet. Het klimaat is heftig. Dus het fineer moet bobbelen

Je moet geduld hebben, legt hij uit. Eind september opende in zijn loods in Roosendaal een expositie met ruim veertig meubels van Jorge Zalszupin, vergezeld van een publicatie over de geboren Poolse ontwerper. Een verzameling waaraan Feijns twee jaar werkte en die hij presenteerde in een hoek van zijn loods in een decor met tropische planten. „Ik kreeg een boedel uit één huis aangeboden met twaalf mooie stukken van Zalszupin. Dat leek me een mooi uitgangspunt. Daarna heb ik twee jaar gezocht naar meer stukken van zijn hand.”

Inkopen van Braziliaanse meubels is óók een kwestie van gezond verstand, zegt Jelmar Hufen. Zalszupin heeft in 1960 een dranktrolley ontworpen, een rank karretje met palissander bladen en grote messing wielen. Op iedere grote beurs en bij elke gespecialiseerde veiling duikt dat karretje op, zegt hij. „Ik krijg ze ook regelmatig aangeboden. Mij te eng. Ik vertrouw maar een paar handelaren. En als ik geïnteresseerd raak in een kostbaar stuk, wil ik het eerst met eigen ogen zien.”

Hufen opent in zijn showroom de deurtjes van een grote kast van caviuna-hardhout, een ontwerp uit de jaren zestig van Zalszupin. „Zie je hoe slordig de binnenzijden zijn afgewerkt?” Een goed teken, zegt hij. „Deze ontspannenheid zit in alles wat Brazilianen doen.”

Hufen en de importeur die anoniem wil blijven zeggen ‘nee’ tegen het overgrote deel van wat zij krijgen aangeboden. Beter te voorzichtig dan te fanatiek, is hun credo. Herkomstgegevens zijn het allerbelangrijkste, zegt Hufen. „Als een handelaar me foto’s kan sturen van het buitenhuis waar de meubels stonden, geeft me dat vertrouwen.”

Geen hardlopers

Het meubellabel Etel uit Sao Paulo heeft tientallen klassiekers van Lina Bo Bardi, Zanine Caldas, Oscar Niemeyer, Joaquim Tenreiro en andere ontwerpers in productie. En het Sérgio Rodrigues Atelier in Porto Alegre maakt veertig ontwerpen van Rodrigues, vooral fauteuils. Maar in moderne Europese meubelzaken is het Braziliaanse modernisme nog nauwelijks te vinden.

Net als bij vintage meubels vereist het importeren van nieuw gemaakte Braziliaanse meubels doorzettingsvermogen. Dat ondervond Rini Scherpenisse, de eigenaar van de Amsterdamse interieurstudio Mobilia. Hij mailde het atelier van Rodrigues jaren terug met de vraag of hij meubels kon bestellen.

Pas na drie jaar kreeg Scherpenisse antwoord op zijn mail naar Porto Alegre. Met buitenlanders communiceren, transporten organiseren, sommige Brazilianen vinden het lastig, zegt hij. En door het grote verschil in luchtvochtigheid met Brazilië kunnen de meubels niet per containerschip worden vervoerd. „Dan gaat het mis, droogt het hout uit. Wij hebben dat opgelost door vanuit Amsterdam zelf de transporten per vliegtuig te fixen.”

Mobilia, zegt Scherpenisse, is nu een van de twee of drie meubelzaken in Nederland met meubels van Sérgio Rodrigues. Tussen klassiekers van Eames en Scandinavische ontwerpers biedt Scherpenisse zes stoelen en een krukje van Rodrigues aan. Mede door het dure transport en de invoerrechten zijn die meubels kostbaar. De Mole, de swingende hondenmandfauteuil, kost bijvoorbeeld ruim tien mille.

Hardlopers zijn het niet, zegt Scherpenisse: „Deze meubels geven karakter aan onze winkel. Een Lounge Chair van Eames zie je overal.”

De koper moet ook geduld oefenen: in het atelier in Porto Alegre werken ze op bestelling en de levertijd van een fauteuil bedraagt al gauw vier tot vijf maanden. Toch komen klanten die op zoek zijn naar een onderscheidende, lekker zittende stoel soms bij zo’n fauteuil van Rodrigues uit. „Ik heb er net nog eentje verkocht aan een klant die hem in zijn man cave heeft gezet.”

Een versie van dit artikel verscheen ook in de krant van 1 oktober 2022.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in