„Robbie bedankt”, scandeert een volle Ziggo Dome in Amsterdam. Zanger Rob de Nijs (79) laat het in zijn rolstoel over zich heen komen – aangedaan maar ook zichtbaar moe. Zijn zwanenzang in misschien wel de grootste zaal waarin hij ooit zong, was ten einde. Het is gedaan, gebaarde hij kort, haast als een verontschuldiging. Al heeft hij nog een geladen slotakkoord: ‘Niet voor het laatst’, even ontroerend als confronterend over het loslaten van idealen en de tijd die er zo langzamerhand op zit.
Zanger Rob Nijs was er nuchter in: op een gegeven moment moest het maar over zijn. Het mooie tieneridool, de zwoele troubadour, de gepolijste in het leer gestoken hartenbreker, de integere chansonnier, de zanger die zich heel wat keren opnieuw uitvond en zo’n zevenhonderd liedjes opnam – hij hoefde het allemaal niet meer te zijn. „Beter stoppen als mijn stem nog aardig klinkt en ik het nog leuk vind”, zei hij in een interview met NRC.
Het afscheidsalbum ’t Is Mooi Geweest was in 2020 zijn eerste getimede afsluiting na bijna zestig jaar muziek. Een groots afscheidsconcert kon niet uitblijven – De Nijs nog één keer in de warme omhelzing van zijn trouwste fans. Maar toen de coronacrisis zich aandiende en er geschoven moest worden met data werd het nog spannend. Zeker toen de broze zanger, die lijdt aan de ziekte van Parkinson, ook zelf nog het virus ving.
Melancholische stemming
Dit concert van de al bij opkomst met een ovatie beloonde zanger was dus op voorhand al een beladen gegeven. Maar De Nijs paste op: nergens zou het larmoyant worden. De feiten spraken voor zich. Hoe de broze artiest telkens door zijn vrouw van het podium werd gereden om na een paar nummers op adem te komen. Zijn trillende handen aan de microfoonstandaard. Hoe zacht en welwillend de band en het publiek hem droegen, hoe elegant gastartiesten als Trijntje Oosterhuis, Claudia de Breij, Danny Vera en Waylon bijna de helft van zijn liedjes zongen. Bløf-zanger Paskal Jakobsen: „Van Rob begreep ik hoe je in het Nederlands zingen kon.”
De Nijs’ stem moest in eerste eigen vertolkingen – ‘Ik laat je vrij’, ‘Ritme van de regen’, ‘Eeuwig jong’ – aan sterkte winnen. Gaandeweg het concert werd zijn geluid voller, diep als altijd. Een lied vóélen, hij kon het niet anders. Zo werd het weemoedig beeldende ‘Foto van vroeger’ („Yes!” klonk in de zaal) een hoogtepunt en ook het duet ‘Zonder Jou’ met Paskal Jakobsen raakte, inclusief hoffelijke zoen op het voorhoofd. De Nijs: „Het is een vreemd gevoel dat ik elk liedje voor ’t laatst zing.”
Maar het zat ’m dit afscheid juist ook in de kleine dingen. Tussenzinnetjes als „maar niet heus” bij ‘Eeuwig jong’. De „sorry” als hij ‘Tegen beter weten In’ moet afbreken in een instant verkouden moment. „Het ging zo goed tot het stopte.” De vingerknipjes bij het jazzy uitgevoerde ‘De moeite waard’.
Dubieuze zinnetjes
Uptempo hitwerk doorbrak de melancholische stemming. Bij ‘De Pieper’ in een dubversie, rees iedereen uit de stoelen, moeiteloos stappend over in deze tijd dubieuze zinnetjes als hoe Rosalie „straks niet meer jong zal zijn”. En ook Sanne Wallis de Vries was, kwelend van verliefdheid – „Je bent zóóóó’n hype, Rob” – met een komisch intermezzo een ijsbreker.
Rob de Nijs kon de mooiste, diepzinnigste liedjes zingen, maar publiek lynchte hem als hij de feestnummers op zijn palmares ‘Malle Babbe’ of ‘Jan Klaassen de trompetter’ niet zong. Nu ontroerden juist díé liedjes hem. Een vuist omhoog en toch nog vochtige ogen, terwijl de polonaise losbarst. „Voor jullie.”