Bestaande koopwoningen waren in mei dit jaar 18,8 procent duurder dan in dezelfde maand in 2021. Dat blijkt uit woensdag gepubliceerde cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Kadaster. Sinds een historisch hoogtepunt in januari dit jaar (een prijsstijging van 21,1 procent) stijgen de huizenprijzen nu voorzichtig minder hard.
In april waren de prijzen nog 19,7 procent hoger dan in dezelfde maand een jaar geleden, en in februari ruim 20 procent. Vergeleken met juni 2013, een dieptepunt in de huizenprijzen, was er afgelopen mei een stijging te zien van meer dan 98 procent. Dat betekent dat woningen bijna twee keer zo duur zijn geworden in negen jaar tijd.
Daling verkoop
Volgens cijfers van het Kadaster zijn in de eerste vijf maanden van dit jaar ruim 75.500 huizen verkocht, dat is opnieuw bijna een derde minder dan in dezelfde periode van vorig jaar. Dit jaar daalde het aantal verkochte woningen sterk, vooral in relatief dure steden zoals Amsterdam en Utrecht.
In 1995 werd een koopwoning nog voor gemiddeld 93.750 euro verkocht. Volgens de meest recente cijfers van het CBS was dat in april dit jaar gemiddeld zo’n 429.000 euro, meer dan vierenhalf keer zo veel.
Er is in Nederland al jaren sprake van een forse druk op de woningmarkt. Minister Hugo de Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, CDA) wil de komende negen jaar honderdduizend huizen per jaar bouwen om de wooncrisis op te lossen. Vorig jaar zijn er ongeveer 77.000 gebouwd.