Terug naar de krant

Voorgangers van ABN Amro ‘diep verweven met slavernij’

Leeslijst achtergrond

Slavernijverleden Twee voorgangers van ABN Amro, Hope & Co en R. Mees & Zoonen, hebben flink verdiend aan de slaverij-economie. Dat blijkt uit onderzoek door het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis.

Leeslijst

Handelshuis Hope & Co, een van de rechtsvoorgangers van ABN Amro, fungeerde aan het eind van de achttiende eeuw als „spil in het internationale slavernijsysteem”. R. Mees & Zoonen, een andere voorloper van de bank, was een kleinere speler, maar ook zijn activiteiten waren „diep verweven met slavernij”.

Dat is de conclusie van een onderzoek naar het slavernijverleden van de bank dat in opdracht van ABN Amro is uitgevoerd door het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) en woensdag is gepresenteerd. In een reactie op het rapport zei topman Robert Swaak: „ABN Amro biedt haar excuses aan voor het handelen en de pijn die deze voorgangers in het verleden hebben veroorzaakt.”

In februari werden de resultaten bekend van een gelijksoortig onderzoek naar de betrokkenheid van De Nederlandsche Bank bij de slavernij-economie. DNB-president Knot zei toen dat hij later dit jaar met een reactie zou komen, waarbij hij excuses „niet uitsloot”. DNB werd opgericht in 1814, toen de Nederlandse betrokkenheid bij de slavernij over haar hoogtepunt heen was. Hope en Mees waren echter al actief in de achttiende eeuw, toen de slavernij-economie op haar omvangrijkst was.

Vendiment der zwarten

Rond 1720 begonnen de van oorsprong Schotse gebroeders Hope in Amsterdam een handelshuis. Ze werden vrijwel meteen actief in de handel in cacao en tabak, goederen die in het Caribisch gebied en Zuid-Amerika op plantages door slaven werden verbouwd. De broers regelden ook verzekeringen op de scheepsladingen. Een correspondent ter plekke liet in 1732 weten dat hij cacao had ontvangen „spruijtende uit ’t vendiment [de verkoop] der swarten”. De Hopes wisten dus hoe de economie in de koloniën functioneerde.

De firma Hope groeide als kool en was halverwege de achttiende eeuw een van de grootste Amsterdamse ondernemingen, maar na oprichting van Hope & Co. in 1762 – er kwamen meer familieleden aan boord – ging het pas echt hard. De firma begon met het verstrekken van leningen waarvoor plantages als onderpand dienden. Hope & Co verstrekte of beheerde zulke leningen voor minstens vijftig plantages. Het meeste geld werd echter verdiend met provisie, waaronder vergoedingen voor de verkoop of verzekering van producten als suiker en koffie.

De onderzoekers van het IISG bestudeerden in detail de inkomsten van het jaar 1770, om zo een beeld te krijgen van het belang van slavernijgerelateerde activiteiten voor de firma Hope & Co. Dat jaartal beschouwen ze als representatief voor deze periode; het IISG stelde eerder vast dat in 1770 5,2 procent van het Nederlandse bruto binnenlands product gerelateerd was aan de slavernij. Voor Hope & Co gold dat een kwart tot een derde van de opbrengsten in dat jaar te maken hadden met arbeid verricht door slaven.

Hope & Co was in deze periode een van de belangrijkste spelers in de internationale financiële wereld, schrijven de onderzoekers van het IISG. „Die rol is in het verleden vrijwel uitsluitend verklaard uit de activiteiten van de firma in internationale staatsleningen. Dit onderzoek laat zien hoe belangrijk slavernijgerelateerde leningen en handelsactiviteiten waren in de bedrijfsvoering van deze achttiende-eeuwse internationale financiële gigant.”

Vrome oplichterij

In de loop van de negentiende eeuw kromp de slavernij-economie en kwam het abolitionisme op – een beweging die Henry Hope „vrome oplichterij” noemde. Hope & Co bleef betrokken bij de slavernij, maar bouwde zijn belangen in deze sector wel af. Datzelfde gold voor R. Mees & Zoonen, dat net zoals Hope sinds 2010 onderdeel is van ABN Amro.

Mees was beduidend kleiner dan Hope en ontplooide daarnaast ook minder activiteiten rondom de slavernij. De firma verzekerde slaven- en goederentransporten. Rond 1770 was ruim de helft van de door R. Mees & Zoonen verstrekte zeeverzekeringen slavernijgerelateerd, blijkt uit het rapport van het IISG.

De casus R. Mees & Zoonen mag gering van omvang zijn, maar laat volgens de onderzoekers, „juist de alledaagsheid zien waarmee ook een primair dienstverlenende firma op de Rotterdamse markt met slavenhandel en slavernij te maken had.”

Een versie van dit artikel verscheen ook in NRC Handelsblad van 14 april 2022.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in