Terug naar de krant

In ons verhaaltje van de werkelijkheid waren wij de helden

Leeslijst column Raoul de Jong
Leeslijst

We begonnen meteen te huilen, allebei. Met snottebellen en geluid. We hadden elkaar al vijf maanden niet gezien. Ik kwam van een fotoshoot, in een nieuw (tweedehands) pak van Dries Van Noten. Zij lag op bed in het souterrain van het enorme huis dat zij en haar vriend drie jaar geleden hadden gekocht. Volgens mij had ze speciaal voor mij mascara opgedaan, die liep nu in straaltjes over haar wangen. In de huiskamer miauwde de kat. Ook de kat klonk verdrietig. Ze wilde dat mijn vriendin naast haar op de bank kwam zitten. Dat kon niet; mijn vriendin kan al vijf maanden niet meer lopen.

Ze heet S. Ze is niet zomaar een vriendin, maar mijn beste, al tweeëntwintig jaar. Ze hoorde nét niet bij de populaire mensen op mijn middelbare school. Om populair te zijn moest alles altijd goed met je gaan of je moest in elk geval goed kunnen doen alsof. Zij had net te veel emoties, was net iets te boos. Dat was precies wat ik leuk aan haar vond, ik had dat ook.

Tijdens de pauzes verlieten we het gedoe op het schoolplein en liepen we rondjes door de stad. We rookten sigaretten, droegen Franse coltruien, maakten cynische opmerkingen over de mensen bij wie we eigenlijk wilden horen en droomden over alles wat we zouden doen als we vrij waren. We maakten een verhaaltje van de werkelijkheid en in dat verhaaltje waren wij de helden. Nu denk ik: dit soort verhalen vertel ik nog steeds, verhalen waarin underdogs de winnaars worden.

Heel lang renden we samen, maar ergens onderweg was zij gestruikeld en belandde ze in dit bed. Ze kon steeds minder, totdat ze zelfs niet meer kon lopen. „Een burn-out”, zei een dokter. „Chronisch vermoeidheidssyndroom”, zei een andere. Overdag probeerde ze te mediteren en zocht ze naar antwoorden bij andere onzichtbaren, miljoenen mensen wereldwijd die net als zij om mysterieuze redenen in bed waren beland. Mijn leven ging juist steeds sneller. Boek nummer zeven werd genomineerd voor alle grote prijzen. Ineens hoorde ik bij de populaire mensen op het schoolplein. En ergens, tussen al het rennen door, vergat ik haar.

Heel lang renden we samen, maar ergens onderweg was zij gestruikeld en belandde ze in dit bed

Zij huilde, denk ik, omdat ze het gevoel had dat ze had gefaald. Dat ze niet leuk en bijzonder genoeg was geweest, voor mij, haar grote, dappere vriend die het wél had gered. Ik huilde omdat ik haar dat gevoel had gegeven en omdat het niet klopt. Ik ben helemaal niet groot en dapper. Niet zonder haar. Hoe zij daar lag, klein en in de war en uitgeput, was precies hoe ik me voelde, onder mijn pak.

„Lieve S.”, had ik haar moeten zeggen, „dat je het niet kan, dat het je niet lukt om te winnen, is juist wat jou zo groots maakt. Toen, nu en voor altijd.” Maar het lukte me niet om te praten, ik kon alleen maar huilen. Dus haalde ik een pakje sigaretten uit mijn zak. Er zaten er nog precies twee in. Die rookten we samen. Toen ben ik naast haar in het bed geklommen, heb de dekens over ons heen getrokken en toen hebben we samen een dutje gedaan. Ik hoefde nergens naartoe te rennen. Ik was er al.

Een versie van dit artikel verscheen ook in NRC Handelsblad van 5 maart 2022.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in