Terug naar de krant

Ooit, tot mijn vierde of mijn vijfde, droeg ik soms jurkjes

Leeslijst column Raoul de Jong
Leeslijst

Ik ontmoette hem afgelopen zomer, op een zonnig terras in Marseille. Hij was de vriend van een vriendin. Het enige wat me van tevoren over hem verteld was, was dat hij in Nederland woonde, net als ik. Toen we elkaar de hand schudden, maakte ik een vlugge scan: een jongen uit de Amazone, dacht ik, die net als ik op jongens valt. Op weg naar het strand vertelde hij me dat hij zijn haar gestyled had zoals een Braziliaanse sjamaan, maar dat hij oorspronkelijk uit Afghanistan kwam. En toen hij op het strand zijn T-shirt uittrok, zag ik dat er boven zijn ribbenkast twee horizontale littekens zaten. Ik wist niet zeker of dat betekende wat ik dacht. Ik wist ook niet zeker of ik daarnaar mocht vragen.

Later bracht hij ze zelf ter sprake. We liepen over een van de drukste boulevards van Marseille, tussen duizenden mensen in verschillende kleuren, uit Algerije, Senegal en Guadeloupe, en al die mensen keken naar ons. Niet vijandig, maar vol verwondering, omdat ze nog nooit iemand zoals mijn nieuwe vriend hadden gezien. Hij had een doorschijnend topje aan en hij gaf toe dat hij wist dat zijn littekens daardoor zichtbaar waren. Hij droeg die littekens met trots, vertelde hij, want ze toonden wie hij was. „Je bent het beste van beide werelden”, lachte ik, want ik begreep het: ik ben dat ook. Ik heb alleen geleerd om te doen alsof dat niet zo is.

Ooit, lang geleden, tot mijn vierde of mijn vijfde, droeg ik soms jurkjes. Nagellak en lippenstift en strikken in mijn haar. Van mijn moeder mocht dat, totdat mensen haar erop wezen dat er grenzen zitten aan wat voor jongetjes is toegestaan. De jurkjes bleven daarna in de kast. Me verkleden als Madonna was voortaan verboden, Barbie ook. Batman, Peter Pan, Nureyev (en later) James Baldwin mochten nog wel.

Het was verbazingwekkend dat ik in 36 jaar nooit eerder vlechten in mijn haar had gehad

„Wat vind je van mijn haar?”, vroeg ik mijn vriend, toen we elkaar na de zomer weer zagen in Amsterdam. Speciaal voor onze ontmoeting had ik mijn haar in golfjes naar achter gekamd, zoals een schrijver uit de Harlem Renaissance. Mijn vriend lachte: „Het zit precies hetzelfde als de vorige keer dat ik je zag.” Toen vroeg hij of hij me mocht stylen. Ik had een uur de tijd, dus zei ik ja.

Terwijl hij aan mijn haar friemelde, vroeg hij me welk soort meisje mijn alter ego was. Het voelde heel ondeugend om daarover na te denken en daarom was het leuk. „Verlegen en wulps”, zei ik, „met blozende wangetjes.” Hij dacht eerder een soort Rihanna. Stijlvol, maar rommelig, tot diep in de nacht de boel op stelten zettend op lange laklaarzen. Na dertig minuten mocht ik in de spiegel kijken.

Hij had me twee Dutch braids gegeven, een aan elke kant van mijn hoofd. Het was verbazingwekkend hoe goed ze me stonden en dat ik in 36 jaar nooit eerder vlechten in mijn haar had gehad, alleen omdat mij was wijsgemaakt dat dat niet mocht.

Niemand lachte toen ik uit onze veilige bubbel de grote boze buitenwereld instapte. Integendeel. De mensen gaven me complimenten. Pippi Langkous, zeiden ze. Of Snoop Dogg. Ik was mezelf, maar dan anders en voor het eerst in lange tijd voelde het alsof alles mogelijk was.

Een versie van dit artikel verscheen ook in NRC Handelsblad van 5 februari 2022.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in